Doorgaan naar hoofdcontent

Kutziekte. Een bijdrage van Carel ter Linden


Bij ons laatste bezoek aan Claudy zou ik volgens afspraak pen en papier meenemen en een klein interview schrijven voor haar ‘blog’. We waren nauwelijks in haar kamer (‘we’, dat zijn Tineke en ondergetekende, (schoon)vader van Henriette en Arnoud, beiden al lang met Claudy en John bevriend), of zij brandde los: ‘Ik heb een kutziekte. Je kunt niets meer, ik kan niet meer goed zien, moet gevoerd worden, en heb altijd hulp nodig. Terwijl je geest van alles wil. Acht maanden na de geboorte van Daan kreeg ik de diagnose. Ik was toen niet van slag, ik dacht toen: ik kan het aan. Nu ik er middenin zit, ervaar ik hoe zwaar het is. Toén was er vooral de vreugde om de komst van Daan. Daarna kregen we ook nog Maud. Daar ben ik met alle ellende erg dankbaar voor: dat ons dat gegund was. Een derde kind heb ik niet meer aangedurfd.
  Tegelijk ervaar ik veel liefde van mensen. Je hebt wel voortdurend hulp nodig, maar die krijg je ook. Er zijn mensen die mij opzoeken. Ik ben door vriendinnen meegenomen naar het Concertgebouw, waar de broertjes Jussen speelden. Zó dierbaar! Ik heb na afloop ook nog met ze gesproken, in ons Limburgs dialect!’ Muziek geeft mij kracht, dan vergeet ik alles.
  Hoe het is om hier in deze speciale kliniek te zijn? Het helpt echt als je merkt dat je niet de enige bent met die rotziekte. Je hebt soms bijzondere gesprekken die je anders nooit zou hebben. Natuurlijk zijn sommigen interessanter voor je dan anderen, maar dan denk ik bij mezelf: je moet ook mensen die je minder liggen proberen te begrijpen. Soms heb ik over mensen een te snel oordeel.  
  En John is geweldig voor me. Maar wat ik zo moeilijk vind: ik kan niks doen voor John. Hij zegt dat hij het aankan, en hij doet het echt goed. Maar (zij zoekt even naar woorden)  hij mag het ook niét kunnen.   
  Morgen ga ik weer een tijd naar huis. Heerlijk. Even de piano aanraken, ook al kan ik niet meer spelen. Maar er moeten wel aanpassingen in de hulp komen, ik heb steeds meer  hulp nodig, en John en de kinderen moeten hun eigen leven kunnen hebben…‘                                                                                                                                   
                                                                                                        Carel ter Linden


Reacties

Populaire posts van deze blog

Gelukkig Nieuwjaar, Claudy!  Door Brecht Daams - 11 januari 2021 Ondanks de Corona-lockdown mag Claudy wel bezoek ontvangen, gelukkig. Claudy ontvangt mij met keurig gekamd haar en hele mooie rode sloffen aan. En met veel citaten van haar favoriete filosoof, Cruyff. Elk voordeel heb zijn nadeel, wie zei dat ook al weer? Het is nog lang geen Carnaval, maar ik heb toch twee CD's met carnavalskrakers meegenomen. Het zijn namelijk   Limburgse   carnavalskrakers! Claudy kan de teksten goed verstaan, want het is zelfs Venlo’s! “Iech plök veur diech de sjterre”, “Op sjtap mit miene sjat”, en vele andere krakers. De gezellige muziek is een groot succes.  De CD’s zijn niet van mij, ik heb ze geleend en moet ze teruggeven, maar ik zal ze kopieëren voor Claudy. Laot mèr komme! (zo heet ook één van de nummers).  In oktober had Claudy zich tot mijn verrassing voorgenomen om in het nieuwe jaar niet meer te roken. Maar nu was ze dat zeer goede voornemen alweer vergeten. Dus nu heeft ze per ongelu

Een heel zwaar leven

Vorige week was ik op bezoek bij Claudy. Ze is binnen Nieuw Unicum verhuisd en woont nu bij een andere groep.  Als ik binnenkom roept Claudy meteen enthousiast: “Hoe is het met jou?” Ze is in een goed humeur. Zelf zegt ze dat ze een heel zwaar leven heeft. Echt heel zwaar. En dat is heel grappig, omdat het een lied van Brigitte Kaandorp is.  Het is binnenkort carnaval en Claudy is al helemaal in de stemming. Ze zingt enthousiast een Limburgse carnavalskraker. Eerst denk ik dat Claudy onverstaanbaar praat, maar dat is het niet. Ze zingt in het Limburgs en dat versta ik niet. Gelukkig wil Claudy het wel voor me vertalen. In het Nederlands gaat het zo: Bij ons in het straatje  Daar ging eens een praatje Dat Coba van Kret van Bertram Ging trouwen met Doris die 70 jaar is En niemand die snapt er wat van. Dat doet ‘m het voorjaar Dat ligt aan het lenteweer Want alles wat jong is Och dat vrijt zo graag Tatatata! Tatatata! In het Limburgs klinkt het beter