Hierbij een literatuuronderzoek gemaakt door mijn buurvrouw Brechtje Daams.
-
De positieve invloed van voeding,
-
De positieve invloed van voeding,
training en electrostimulatie op MS:
samen sterker!
Een literatuuroverzicht
Door dr. ir. B.J. Daams, 12 oktober
2012
Geschreven voor Claudy Bruggink.
Inhoud
Samenvatting 3
1. Inleiding 5
2. Literatuur over
voeding en gezondheid 5
2.1 Het effect
van voeding op MS volgens Wahls 7
2.2 Het
Intensive Directed Nutricion dieet 8
2.3 Andere
diëten voor MS 9
2.4 Eigen
ervaring 9
2.5 Conclusie
voeding 10
3. Literatuur over
fysieke inspanning en NeuroMuscular Electrical Stimulation 10
3.1 Het effect
van fysieke inspanning 10
3.2 Het effect
van NMES 11
3.3 NMES bij
MS-patiënten 11
3.4 De
toepassing van NMES door Wahls 12
3.5 Conclusie
NMES 13
3.6 Vragen over
NMES op de manier van Wahls 13
4. Combinatie van
dieet en training of NMES 13
4.1 Conclusie
van combinatie van training en diëet 14
5. Conclusie 14
Disclaimer 15
Over de auteur 15
Literatuur 15
Bijlage: de
behandeling van Wahls 20
Naschrift auteur d.d. 12 december...........................................................22
De positieve invloed van voeding, training en electrostimulatie op MS: samen sterker?
Een literatuuroverzicht
Multiple Sclerose is een
ongeneeslijke, progressieve, degeneratieve zenuwziekte. De Amerikaanse MS-patiënte
dr. Wahls zegt dat haar gezondheid sinds twee jaar vooruit gaat, door middel
van een combinatie van diëet en dagelijkse neuro-musculaire electrostimulatie.
Zij onderbouwt deze manier van werken wetenschappelijk.
Naar aanleiding van haar verhaal is
een korte literatuurstudie gemaakt naar het effect van voeding, fysieke
inspanning/electrostimulatie en een combinatie hiervan op MS. Uit de
literatuurstudie blijkt het volgende:
Voeding lijkt een belangrijke
positieve invloed te kunnen hebben op zenuwziekten, ook bij MS. Niet bij
iedereen werkt de stofwisseling optimaal. Opname van stoffen uit voeding en de
aanmaak van stoffen in het lichaam kunnen verstoord zijn.
Opname van stoffen uit voeding kan
onvoldoende zijn bij een incompleet diëet en als het maag/darmkanaal niet
optimaal werkt (bijvoorbeeld bij glutengevoeligheid).
Aanmaak van stoffen in het lichaam
kan verstoord zijn door genetische aanleg. Miniem kleine fouten in het DNA (die
regelmatig vóórkomen) voor de aanmaak van stoffen kunnen tot gevolg hebben dat ze
stoffen niet of onvoldoende aangemaakt worden. Dat hoeft niet altijd te leiden tot
klinisch waarneembare of duidelijk herkenbare problemen. Als er al klachten
zijn kunnen ze vaag en diffuus zijn. Kleine stoornissen in voedselopname en/of
stofwisseling zijn soms niet makkelijk objectief aan te tonen in bijvoorbeeld
het bloed, aangezien de processen zich grotendeels in de cellen voltrekken.
Een niet-optimale stofwisseling kan
leiden tot een tekort aan nuttige stoffen en een teveel aan afvalstoffen. Dat kan
o.a. problemen met het immuunsysteem, beschadiging van cellen en zelfs celdood
veroorzaken.
Een gebrekkige stofwisseling kan ondersteund
worden door de benodigde voedingsstoffen, vooral micro-nutriënten, in overmaat
te eten. Daardoor worden bij gedeeltelijke opname en/of aanmaak toch meer van
deze stoffen opgenomen en aangemaakt.
Dit zou gunstig kunnen zijn voor mensen
die zonder het te weten, en zonder dat dit aantoonbaar is, kleine
stofwisselingsproblemen hebben. Het zou ook gunstig kunnen zijn voor mensen die
gezondheidsklachten hebben (zoals MS) waarbij voor herstel wellicht extra
‘materiaal’ nodig is.
Omdat het (nog) niet mogelijk is uit
te vinden welke kleine gebreken een individu zou kunnen hebben in het DNA dat
bij de stofwisseling betrokken is, is het ook (nog) niet mogelijk een
individueel diëet op te stellen. Wel kan gewerkt worden met ‘een schot hagel’:
alle benodigde voedingsstoffen worden in overmaat geconsumeerd (maar niet meer
dan goed is voor de gezondheid).
Vanuit dit idee heeft Wahls het
‘Intensive Directed Nutrition’-diëet opgesteld (zie bijlage).
Zowel fysieke inspanning als
electrostimulatie van de spieren hebben een positief effect op de (aanmaak van)
zenuwen, door het stimuleren van de aanmaak van diverse neurotrofines (stoffen
die de zenuwen doen groeien).
NMES kan een positief effect hebben
bij MS. Tot nu toe is er voornamelijk onderzoek gedaan naar NMES bij MS ten
behoeve van functie-ondersteuning van peroneus,
bekkenbodem en slikspieren, en verlichting van rugpijn.
Wahls past NMES frequenter en over
een langere periode toe met een ander doel. Het resultaat hiervan is pas na
lange tijd merkbaar, maar blijft bij aanhoudende therapie continu verbetering
geven. Het diëet heeft hierbij mogelijk een versterkende invloed. Over deze
vorm van NMES kon geen andere literatuur gevonden worden.
Het is interessant hier meer
onderzoek naar te doen.
De positieve resutaten van training
en diëet bij MS versterken elkaar duidelijk. Het effect van NMES is volgens de
meeste onderzoeken daarbij positief. Er worden verklaringen voorgesteld voor de
achterliggende mechanismen.
Uit de wetenschappelijke literatuur
blijkt dat een combinatie van een diëet en NMES, zoals voorgesteld door Wahls,
een positief effect zou kunnen hebben op MS.
Zowel het diëet als de NMES zijn
relatief ongevaarlijk en kennen geen ernstige bijwerkingen.
Over de toepassing van NMES in de
praktijk zijn nog wel een aantal vragen.
De MS-patiënte die het diëet van
Wahls volgt (met opmerkelijk positief effect), concludeert uit dit verhaal:
Wanneer kan ik beginnen met NMES?
Multiple Sclerose is een
progressieve, degeneratieve zenuwziekte waar behandeling het proces hoogstens
kan remmen. Complete genezing is volgens de gangbare opinie niet mogelijk.
Toch zijn er in de literatuur
aanknopingspunten te vinden die doen vermoeden dat er behandelingen zijn die
een positief effect hebben op de gezondheid van MS-patiënten. Het is mogelijk
dat het combineren van verschillende behandelingen een synergetisch effect
heeft en de resultaten zou kunnen versterken.
De directe aanleiding om literatuuronderzoek
te doen is vraag van een bevriende MS-patiënte om voor haar informatie op te
zoeken over de behandeling van dr. Wahls.
Dokter Wahls had zelf een ernstige
vorm van MS en in twee jaar is zij van rolstoel en korte stukjes lopen met een
stok, gegaan naar zelfstandig kilometers fietsen en paardrijden (zie http://bit.ly/WahlsTED
en www.terrywahls.com). Een verbazingwekkend en bijna niet te geloven effect.
De behandeling bestaat, in het kort, uit:
1) Een diëet met een overmaat aan stoffen die
nodig zijn voor de opbouw en goede werking van zenuwen en mitochondriën, voor
ontstekingsremmende functies en voor het afvoeren van afvalstoffen. De voediing
wordt aangevuld met enkele micro-nutriënten.
2) Dagelijkse Neuromusculaire Electrostimulatie
(NMES) van enkele spieren.
Wahls gaat er vanuit dat er veel
factoren zijn die progressieve MS beïnvloeden. Het doel van de door haar
voorstelde behandeling is spieratrofie te voorkómen, ontstekingen te remmen en
de hersenen/zenuwen en spierfysiologie te ondersteunen. Zie voor meer informatie
over de behandeling van Wahls en de achtergronden daarvan: Wahls (2009), Wahls
(2010), Wahls (2011), Reese et al. (2009), Wahls et al. (2010).
Wahls heeft op kleine schaal
onderzoek gedaan naar het effect van deze twee elementen afzonderlijk, en zij
kwam tot de conclusie dat een combinatie van beide onontbeerlijk is voor een
vooruitgang.
Naar aanleiding van deze informatie
is een literatuuroverzicht gemaakt van het effect van voeding op MS en het
effect van NMES op MS.
Voor de stofwisseling van een mens
zijn veel processen nodig waarbij veel verschillende stoffen betrokken zijn die
een mens het opneemt uit voeding of zelf aanmaakt uit de opgenomen stoffen. Zowel
bij het opnemen als bij het aanmaken van stoffen kunnen er problemen optreden.
De opname van stoffen uit voeding gebeurt in het maag-darmkanaal. Bij
een incompleet diëet kunnen onvoldoende voedingsstoffen worden opgenomen. Soms werkt
het maag/darmkanaal niet optimaal, waardoor voedingsstoffen onvoldoende worden
opgenomen. In beide gevallen zijn er te weinig (grond)stoffen in het lichaam
aanwezig om de stofwisseling optimaal te laten verlopen. Een tekort is niet
altijd eenvoudig aan te tonen in het bloed. De slechte opname kan uiteenlopende
oorzaken hebben. Gluten-gevoeligheid (coeliakie) wordt wel als mogelijke
oorzaak genoemd (Hernández-Lahoz en Rodrigo, 2012).
De aanmaak van stoffen in het lichaam is erfelijk bepaald en ligt vast
in het DNA. Het kan zijn dat er een foutje in het DNA zit. Iedere mens heeft
naar schatting vijf miljoen Single-Nucleotide Polymorphisms (SNP’s), dat zijn
variaties (foutjes) in het DNA van één enkele nucleotide lang. Als die foutjes
op de plaats zitten waar gecodeerd wordt voor de aanmaak van een stof die bij de
stofwisseling betrokken is, kan het zijn dat die DNA-fout de aanmaak van die
stof beïnvloedt. Dit zou het geval zijn bij 20 % van de mensheid (Wahls,
2009). Het effect kan bijvoorbeeld zijn:
- Een stof wordt teveel aangemaakt.
- Een stof wordt te weinig of helemaal niet aangemaakt.
- De aangemaakte stof is onvoldoende werkzaam.
- Afvalstoffen worden onvoldoende afgevoerd.
- Een stof wordt te weinig of helemaal niet aangemaakt.
- De aangemaakte stof is onvoldoende werkzaam.
- Afvalstoffen worden onvoldoende afgevoerd.
Deze ‘fouten’ zijn niet goed te
detecteren, omdat het vaak gaat om reacties in de cel. Een gebrek aan stoffen of onvoldoende werkzaamheid van
bijvoorbeeld enzymen is daarom niet makkelijk buiten die cel (bijvoorbeeld in
het bloed) aan te tonen. Bij een kleine verminderde productie of werking van
een stof, kan het zijn dat zich relatief weinig of slechts vage klinische
symptomen voordoen.
Volges Turnbull et al. (2010) worden
mutaties in mitochondriaal DNA (mtDNA) steeds vaker herkend als belangrijke
oorzaak van ziekte. Toen deze mtDNA-mutaties in 1988 voor het eerst werden
ontdekt, dacht men dat ze zeldzaam waren. Zeer recente epidemologische studies bevestigen
echter dat fouten in mitochondriaal DNA veel vaker vóórkomen dan men vroeger
dacht. Mutaties van mtDNA die ziekte veroorzaken zijn aanwezig bij ongeveer 1
op de 200 mensen.
Recent verkregen dieper inzicht in de
werking van mitochondriën leidde tot een golf van onderzoek, waarin werd
aangetoond dat het disfunctioneren van mitochondriën een opvallend kenmerk is
van verschillende neurodegeneratieve ziekten. (Su et al., 2010).
Degeneratie van zenuwweefsel bij MS kan
mogelijk samenhangen met onvoldoende opgenomen of aangemaakte stoffen of
stoffen met verminderde werking, waardoor de vitaliteit van het zenuwweefsel
ondermijnd kan worden. Dit wordt gesteld door Wahls. Zij haalt honderden
wetenschappelijke publicaties aan om haar theorie te ondersteunen.
De volgende zeer recente bevindingen
sluiten aan bij het idee dat genen en stofwisseling mede betrokken kunnen zijn
bij Multiple Sclerose.
Witte (2012) promoveerde bij de VU in
Amsterdam op een proefschrift getiteld Mitochondrial dysfunction in multiple
sclerosis. Hij concludeert dat verlies van een eiwit dat een
belangrijke rol speelt bij het functioneren van mitochondrieën (PGC-1alfa),
mogelijk bijdraagt aan de afbraak van zenuwcellen bij MS-patienten. “Daarmee is
PGC-1alfa een interessante kandidaat voor een nieuwe therapie om MS te remmen”.
Ottoboni et al. (2012) konden bij
MS-patiënten twee groepen onderscheiden op basis van het vóórkomen van bepaalde
RNA-moleculen die indirect betrokken zijn bij het ontstaan van ontstekingen. De
ene groep MS-patiënten had meer kans op nieuwe ontstekingen dan de andere.
Van Horssen et al. (2011) stellen dat
vrije radicalen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van MS. Ze lichten de
rol toe van ‘reactive oxygen species’
(ROS), stoffen, die bij normale biochemische reacties betrokken zijn. Indien de
productie ervan echter niet goed beheerst wordt, kunnen zij schade aan cellen
veroorzaken. ROS worden geassociëerd met verschillende ziekten, waaronder MS.
De auteurs discussiëren over de potentiële toepassing van anti-oxidanten als
bescherming tegen het ontstaan van MS. Zij concluderen: “There is growing evidence that ROS play a pivotal role in several
processes underlying the formation and persistence of MS lesions. We postulate
that restoring the redox balance in MS brain tissue might represent an
attractive therapeutic strategy to limit neuroinflammation and subsequent
oxidative tissue damage”
Een goede stofwisseling is essentiëel
voor een goede gezondheid. Wahls noemt vier factoren die een negatief effect
kunnen hebben op de stofwisseling:
1. Een gebrekkig diëet met te weinig
micronutriënten.
2. Een gebrekkige opname in de darmen, veroorzaakt door bijvoorbeeld glutengevoeligheid.
3. Een gebrekkige aanmaak van stoffen die een rol spelen bij de stofwisseling, veroorzaakt door bijvoorbeeld SNP’s.
4. Een gebrekkige bloedtoevoer.
2. Een gebrekkige opname in de darmen, veroorzaakt door bijvoorbeeld glutengevoeligheid.
3. Een gebrekkige aanmaak van stoffen die een rol spelen bij de stofwisseling, veroorzaakt door bijvoorbeeld SNP’s.
4. Een gebrekkige bloedtoevoer.
Elk van deze factoren afzonderlijk
kan resulteren in een gebrekkige stofwisseling. Om een gebrekkige stofwisseling
te ondersteunen (vooral de hersen- en spierfysiologie en de mitochondriën),
stelt Wahls voor om alle stoffen die hier essentiëel voor zijn in overvloed te
eten. Het diëet is dan compleet en bij gebrekkige opname of aanmaak van stoffen
zal er bij overvloedig aanbod meer opname en aanmaak mogelijk zijn.
Vooral het aanbod van micronutriënten
is belangrijk. Micronutriënten zijn voedingsstoffen waarvan minder dan één gram
per persoon per dag via voedsel wordt opgenomen. Men onderscheidt hierin
vitaminen, mineralen en overige sporenelementen.
Wahls (2009) toont het belang van
micronutriënten aan met een foto van gewassen (maïs en sla) die voldoende
gevoed werden maar slechts één micronutriënt misten: zwavel. Deze zien er minder
gezond uit en zijn niet half zo groot als dezelfde planten die wèl voldoende
zwavel kregen.
Voor de invloed van diëet op de gezondheid
van mensen verwijst Wahls naar Price (1939, 2008), die 14 ‘indigenous peoples’ onderzocht op diëet en inname van
micronutriënten, en fysieke en psychische gezondheid en conditie van het gebit.
Een ‘primitief’ diëet bevatte meer vitaminen, mineralen en essentiële vetten
dan een ‘westers’ diëet. Mensen met een westers diëet waren psychisch en fysiek
minder gezond dan degenen met een primitief diëet, en de conditie van hun gebit
was slechter. Ze hadden met name meer rheuma, diabetes mellitus en hoge
bloeddruk. Moderne studies bevestigen dat een ‘paleolithisch’ (primitief) diëet
een gunstig effect kan hebben op de gezondheid (Frassetto et al., 2009; Jönsson
et al., 2009). Conclusie: Het eten van meer groene en gekleurde groente en
minder graan en suiker kan ontstekingen remmen.
Het westerse diëet bevat volgens
Wahls nog steeds te weinig essentiële voedingsstoffen. Het is logisch te
veronderstellen dat Wahls uitgaat van een Amerikaans diëet, dat waarschijnlijk
in een aantal opzichten zal verschillen van het diëet in bijvoorbeeld
Nederland.
Elk westers diëet bevat in ieder
geval wel veel granen. Granen bevatten gluten, die naar schatting bij 1 % van
de mensen in de darmen een auto-immuunreactie veroorzaken (antistoffen worden
bij ruim 10 % van de mensen gevonden, ook bij MS-patiënten, volgens
Tengah, et al. (2004) en Hadjivassiliou (2004)). Door veranderingen in de darm vermindert
de opname van voedingsstoffen. Dit wordt coeliakie of glutengevoeligheid
genoemd (niet te verwarren met gluten-allergie, dat is iets anders en komt
minder vaak voor).
Glutengevoeligheid wordt geassocieerd
met verschillende auto-immuunziekten, door enkelen ook met MS en de symptomen
ervan (Jacob et al., 2005; Ihara et al., 2006; Jarius et al., 2008). Sinds 1996
worden er coeliakie-patiënten gezien die geen zichtbare verschijnselen in de
darm hebben en alleen neurologische dysfunctie vertonen (Hadjivassiliou et
al., 2010).
Dat de bloedvaten een belangrijke rol zouden kunnen spelen bij MS is
gesteld door de Italiaanse arts Zamboni. Zijn deze dichtgeslibt of functioneren
ze op een andere manier niet goed, dan kunnen voeding en zuurstof onvoldoende
doordringen in de hersenen en afvalstoffen kunnen onvoldoende worden afgevoerd.
Dit zou één van de factoren kunnen zijn bij het ontstaan van MS. Voeding heeft,
zoals bekend, invloed op de conditie van de bloedvaten.
Wahls legt tot op moleculair niveau
uit welke stoffen essentiëel zijn, wat hun rol is in de stofwisseling, wat het
gevolg is van een gebrek aan deze stoffen, en welke voedingsmiddelen gegeten
kunnen worden om er veel van binnen te krijgen.
Een kort overzicht van de benodigde voedingsstoffen:
· Voor myeline: Omega-3 vetzuren, vitamines B1, B9, B12, mineralen:
Jodium en Seleen.
· Voor mitochondriën: B1, B2, Jodium, Coenzym Q, ATP, fase1 en 2
enzymen
· Detoxificatie en methylering: B9, B12, Taurine, N-acetylcysteïne
(Fluimicil), Alfa Vetzuur.
· Bloedvaten gezond houden: o.a. Quercetin.
Wahls stelt een diëet voor dat veel
van deze stoffen bevat. Dit noemt zij ‘Intensive Directed Nutrition’. Een kort
overzicht van de aanbevolen voedingsmiddelen:
- Veel lookachtige groenten (Alliaceae): ui, prei, knoflook, sjalotten etc.
- Veel koolachtige groenten (Cruciferae): kool (alle koolsoorten), bloemkool, boerenkool,
broccoli, spruitjes, radijs en koolrabi.
- Veel groene groente
- Veel felgekleurde groente en fruit
- Veel visolie-houdende producten
- Minder koolhydraatrijk voedsel
- Geen (of minder?) melkproducten en eieren
- Geen glutenhoudende producten (geen granen)
-
Aanvulling met bepaalde micronutriënten: vitamine B complex, foliumzuur,
vitamine D3, Coenzym Q, vetzuur, taurine, N-acetylcysteïne (Fluimicil),
reservatrol, visolie.
Wahls
haalt honderden publicaties aan om haar theorie te ondersteunen.
Op internet
zijn veel diëten te vinden waarvan geclaimd wordt dat zij een positieve werking
op MS hebben. Er zijn over sommige diëten ook positieve verhalen
te vinden, maar over het algemeen is er alleen sprake van enige vooruitgang en geen grote genezing.
Tussen de diëten zijn veel
verschillen. Volgens het ene diëet mag geen vlees gegeten worden, volgens het
andere geen noten, volgens het derde zijn gluten taboe en zo voort. Er zijn ook
overeenkomsten. Een eerste indruk is dat bij de meeste van deze diëten de
nadruk vooral ligt op het eten van veel groente en omega-vetzuren.
In de wetenschappelijke literatuur
zijn veel artikelen te vinden over de invloed van voeding op de geestelijke
gesteldheid. De meeste stofwisselingsstoornissen kunnen allerlei psychische
aandoeningen en zenuwziekten tot gevolg hebben. Hiervoor zijn eenvoudig vele
honderden referenties te vinden.
Wat MS betreft zijn er publicaties
over de positieve werking van bepaalde stoffen, met name vitamine D3 (o.a.
Hayes, 2000); Wingerchuck, 2011; Hanwell en Hanwell, 2012) en omega-3 vetzuren
ofwel ‘visolie’ (o.a. Wu et al., 2008).
Diverse recente publicaties reppen
over de beschermende werking die een combinatie van omega-3 vetzuren en curcumine
heeft op het ruggemerg. Holly et al. (2012) geven vele referenties naar
positieve effecten en uit hun eigen onderzoek concluderen ze:
“Data in this
study demonstrated that DHA-Cur [omega-3 vetzuren en curcumine] can promote spinal cord neuroprotection and
neutralize the clinical and biochemical effects of myelopathy.”
De
MS-patiënte die meer wilde weten over de onderbouwing van Wahls’ therapie,
volgt het diëet zoals voorgesteld door Wahls al zeven maanden, met hulp van een
diëtiste. In het begin merkte zij weinig verandering. Na vier maanden was er
een langzame maar duidelijk merkbare vooruitgang. Niet alleen voor haar maar
ook voor haar omgeving. De volgende punten zijn verbeterd:
- Meer energie
- Meer kracht
- Meer uithoudingsvermogen
- Minder vermoeidheid
- Beter denken en praten
- Veel betere stoelgang
- Beter humeur
- Meer kracht
- Meer uithoudingsvermogen
- Minder vermoeidheid
- Beter denken en praten
- Veel betere stoelgang
- Beter humeur
Dat
zij zich beter voelt en een beter humeur heeft, kan komen omdat ze minder moe
is en meer kracht en uithoudingsvermogen begint te krijgen. Daarmee komt ze in
een positieve spiraal. Zij is ervan overtuigd dat dit te danken is aan het
diëet, en niet aan een placebo-effect. De door haar eerder gevolgde therapieën
en toegepaste medicaties hadden nauwelijks effect (dus ook geen placebo-effect)
en het lijkt onwaarschijnlijk dat een placebo-effect pas na vier maanden
optreedt.
Voeding lijkt een belangrijke positieve
invloed te kunnen hebben op zenuwziekten, ook bij MS.
Fysieke inspanning heeft een
beschermend effect op de zenuwen. Electrische stimulatie van de spieren heeft
een vergelijkbaar effect. Hieronder wordt eerst het effect van fysieke
inspanning besproken, daarna het effect van electrische stimulatie van de
spieren (NMES) en de toepassing daarvan bij MS-patiënten. Dit wordt vergeleken
met de manier waarop Wahls NMES gebruikt.
Fysieke inspanning heeft diverse
positieve effecten op het lichaam, ook op het brein. Het stimuleert de aanmaak
van endorfinen en van verschillende brain-derived
neurotrophic factors (BDNF’s). Door BDNF’s wordt de groei van zenuwen
bevorderd (o.a. Peng et al., 2009). Fysieke inspanning bevordert daarom zenuwgroei.
Zoals onderhand bekend verondersteld
kan worden, heeft regelmatige lichaamsoefening positief effect op depressie,
kwaliteit van slaap en cognitieve capaciteiten. Onderzoek laat positieve
effecten zien op zowel de structuur van menselijke hersenen als op het
functioneren ervan (Gondin et al., 2005; Dishman, 2006).
Door geregelde (‘chronic’) intensieve spieractiviteit kan de genexpressie van
bepaalde genen vergroot worden, waardoor het lichaam meer brein-neurotrofines
aanmaakt (brain-derived neurotrophic
factor (BDNF), nerve growth factor (NGF)
en galanine). Dishman (2006) citeert hiervoor Neeper et al. (1995), Neeper et
al. (1996), Oliff et al, (1998), Widenfalk et al. (1999), Tong et al. (2001),
Ang et al. (2003) en Carro et al. (2003).
De volgende informatis is ontleend
aan Deister en Schmidt (2006).
Neurotrofines, ook wel neurotrofische
factoren genaamd, zijn een bepaald type proteïnen die verantwoordelijk zijn
voor de groei en overleving van zich ontwikkelende neuronen en voor het
onderhouden van volwassen neuronen. Neurotrofines bevorderen het begin van
groei en ontwikkeling van neuronen in het centraal zenuwstelsel en in het
perifere zenuwstelsel. Neurotrofines zijn in staat beschadigde neuronen opnieuw
te laten uitgroeien in reageerbuizen en in dieren.
De meeste neurotrofe factoren zijn
lid van een van drie families: de neurotrofinen, de ‘gliacellijn-afgeleide
neurotrofe factor-familie liganden’ (GFLs) en de zenuwgroeibevorderende
cytokines. Elke familie activeert verschillende maar overlappende cellulaire
mechanismen. Verschillende studies hebben additieve of synergetische
interacties tussen neurotrofe factoren van verschillende families aangetoond.
Dat wil zeggen dat de effecten ervan bij elkaar optellen of elkaar versterken. Vanwege
de mogelijke interacties tussen de neurotrofe factoren kan de optimale
concentratie van één factor verschillen van de optimale concetratie wanneer
deze factor in een mengsel wordt gebruikt.
Deister en Schmidt (2006) bestudeerden
het effect van verschillende combinaties van diverse neurotrofe factoren op de
uitgroei van neurieten bij ratten. Ze vermoeden op basis van hun onderzoek dat
de werkzaamheid van toekomstige therapieën voor zenuwreparatie zou kunnen
worden worden vergroot door gecontroleerde afgifte van een combinatie van
neurotrofinen, GFLs en zenuwgroeibevorderende cytokines, in hogere
concentraties dan in eerdere onderzoeken.
Ook electrostimulatie van de spieren
heeft een positief effect op de (aanmaak van) zenuwen. Van den Brand et al.
(2012) vonden dat ratten die verlamd zijn aan de achterpoten door een
dwarslaesie na een aantal maanden behandeling met electrostimulatie weer kunnen
lopen. De doorgesneden zenuwen zijn dan weer aan elkaar gegroeid. Wel is er
motivatie nodig om dit te laten lukken.
Neuromusculaire electrostimulatie
wordt bij atleten gebruikt om hun kracht te vergroten en bij patiënten om
functieverbetering te bereiken, bijvoorbeeld bij revalidatie na dwarslaesie,
beroerte en hartaanval. Sheffler en Chae (2007) geven een overzicht van de
toepassingen.
NMES wordt in Nederland toegepast bij
revalidatie van diverse aandoeningen om atrofie tegen te gaan en spieren te
versterken, om functies te bevorderen of te ondersteunen, en voor bestrijding
van spasmen, pijn en jeuk.
Er zijn enkele onderzoeken naar het
effect van 'functional electrical stimulation' (FES) bij MS-patiënten. ‘Functional’
wil zeggen dat de spier daadwerkelijk functioneert, dus beweegt. Reeds in 1996
constateerden Kent-Braun et al. dat ‘electrically
stimulated endurance exercise’ de dorsiflexor spieren van MS-patiënten
versterkt. Instellingen van de apparatuur: 50 Hz tetanic contractions, 25% duty
cycle. Duur van de behandeling: 60 min./dag, 6 dagen/week, 8 weken lang.
Er is enige literatuur over NMES bij MS voor therapeutische ondersteuning
van de peroneus (een dorsiflexor spier die de voorvoet omhoog trekt) (Sheffler
et al., 2009; Heller et al., 2011; Van Swighem et al., 2012) en de bekkenbodem
(McClurg et al., 2008), en bij slikken
(Boogaardt, 2009). Ook volgens Peckham en Knutson (2005) wordt FES
toegepast bij ME. Deze onderzoeken zijn allemaal relatief recent en de
resultaten zijn positief wat betreft de werking. De onderzoeken lopen meestal niet
langer dan enkele weken.
De vermoeidheid bij
MS ontstaat waarschijnlijk door atrofie van het primaire sensomotorische gebied
in de hersenen (Riccitelli et al., 2011). Chang
et al. (2011) constateerden verminderde
vermoeidheid door behandeling van MS-patiënten met NMES. Al na acht weken werd
resultaat gezien.
Al-Sadi et al. (2003)
en Warke et al. (2006) onderzochten de toepassing van Transcutaneous Electrical Nerve Stimulation (TENS) om onderrugpijn
bij MS-patiënten te verminderen. Bij beide onderzoeken waren de resultaten
statistisch niet significant, maar desondanks zagen de onderzoekers belangrijke
klinische verbetering bij de patiënten, die ook na de behandeling aanhield.
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt kan ook krachttraining goed zijn voor
MS-patiënten. Er zijn verschillende artikelen te vinden over de gunstige
effecten van meer of krachtiger fysieke training op MS. Fimland et al.
(2005) toonden aan dat training van maximale kracht met een klein aantal
herhalingen (“maximal strength training
using high loads and few repetitions”) de efferente signalen van de spinale
motorische neuronen in MS-patiënten kan vergroten, waardoor sommige
neuromusculaire symptomen van de ziekte verlicht worden.
Kjølhede et al. (2012) deden
literatuuronderzoek naar het effect van progessive
resistance training op MS. Zij vonden sterk bewijs voor een gunstig effect
op spiersterkte. Er was een algemene positieve tendens bij functionele
capaciteiten, balans, vermoeidheid en levenskwaliteit en humeur, al was het
bewijs daarvoor minder sterk. Er zijn aanwijzingen dat het onderliggend
mechanisme gerelateerd is aan morfologische veranderingen in de spieren,
neurale aanpassingen en cytokines, maar dit is nog niet bewezen. Een aantal
resultaten (op het gebied van functionele capaciteit, vermoeidheid, kwaliteit
van leven en humeur) lopen nogal uiteen voor de verschillende onderzoeken. Dit
wordt geweten aan verschillen in trainingsprotocol, aantal deelnemers en type
en ernst van MS.
Broekmans et al. (2010) vonden een positief
effect van krachttraining op MS maar constateerden dat extra NMES daarbij het
effect niet versterkte. McClurg et al. (2008) concludeerden daarentegen dat
NMES het positieve effect van bekkenbodemtraining en electromyografische
feedback wèl versterkte.
De tot nu toe onderzochte
toepassingen bij MS-patiënten betreffen ondersteuning van specifieke
spierfuncties en verlichting van bepaalde symptomen. De behandelingen met
incidentele stimulatie vinden een- of tweemaal per week plaats. Geen enkel
onderzoek duurt langer dan enkele weken.
De NMES-therapie van Wahls heeft een
ander karakter en een ander doel dan de onderzoeken naar NMES bij MS tot nu toe
hebben. Het doel van Wahls is door spierarbeid een aantal positieve effecten te
bereiken die verder strekken dan alleen versterking van de behandelde
spiergroep. Wahls beoogt met NMES de productie van neurotrofines en endorfinen
te verhogen en de spieren te versterken voor de lange duur (niet zozeer alleen ondersteunen
tijdens gebruik).
De therapie die zij hiervoor gebruikt
is dagelijkse NMES, 45 minuten per spiergroep, aangevuld met oefening en zo
mogelijk extra tijd. Zie bijlage voor de instelling van de apparatuur. Volgens
haar onderzoek met een handvol proefpersonen heeft deze stimulatie pas na
ongeveer drie maanden een duidelijk positief effect, dat met de tijd vooruit
blijft gaan. Hoe lang deze vooruitgang aanhoudt is nog niet duidelijk. Bij
zichzelf past zij NMES op deze manier al twee jaar toe in combinatie met haar
diëet, met spectaculair resultaat, en zij blijft hier mee doorgaan.
NMES
kan een positief effect hebben bij MS. Tot nu toe is er voornamelijk onderzoek
gedaan naar NMES bij MS ten behoeve van functie-ondersteuning van peroneus, bekkenbodem en slikspieren, en
verlichting van rugpijn.
Wahls past NMES frequenter toe met
een ander doel. Het resultaat hiervan is pas na lange tijd merkbaar, maar
blijft bij aanhoudende therapie continu verbetering geven. Het diëet heeft
hierbij mogelijk een versterkende invloed. Over deze vorm van NMES kon geen
andere literatuur gevonden worden.
Het is interessant hier meer
onderzoek naar te doen.
Is
er voldoende informatie om de NMES van Wahls zelf toe te kunnen passen?
(de instellingen die Wahls gebruikt bij haar therapie zal ik hier nog toevoegen)
(de instellingen die Wahls gebruikt bij haar therapie zal ik hier nog toevoegen)
Welke spiergroepen stimuleert Wahls?
Wordt er tijdens de NMES ook
daadwerkelijk bewogen?
Kan NMES op de lange duur vervangen
worden door dagelijks intensief sporten?
Wahls is niet de enige die synergie
tussen diëet en training vermoedt.
Wu et al. (2008) vonden dat bij
gebruik van omega-3 vetzuren het effect van vrijwillige inspanning op
synaptische plasticiteit en cognitie versterkt wordt. Een diëet verrijkt met
omega-3 vetzuren verbeterde het ruimtelijke leervermogen van ratten significant,
en dit effect werd groter door fysieke training. Het omega-3 diëet verhoogde
het gehalte aan pro-brain-derived neurotophic factor (BDNF) en ‘mature’ BDNF,
waarna fysieke training het gehalte van beide stoffen nog eens deed toenemen.
Ook het gehalte van diverse andere ‘goede’ stoffen werden hoger (activated forms of CREB and synapsin I,
en activated forms of hippocampal Akt and
CaMKII), terwijl het gehalte ongezonde stoffen omlaag ging (hippocampal oxidized protein levels) en
in alle gevallen was het effect sterker bij de combinatie van omega-3 vetzuren
en training. De conclusie is dat voeding verrijkt met omega-3 vetzuren de positieve
effecten van fysieke inspanning op cognitie en BDNF-gerelateerde synaptische
plasticiteit versterkt. Deze combinatie van omega-3 en oefening zou gebruikt
kunnen worden om mentale gezondheid te bevorderen en de kans op neurologische
aandoeningen te verminderen.
Joseph et al. (2012) stellen dat het
gegeven is dat het ruggemerg capabel is om sensomotorische taken te leren en
dat bepaalde voeding de leeractiviteit van de supraspinale centra beïnvloeden.
Zij vonden bij muizen met een dwarslaesie die een trainingsprogramma volgden
een directe relatie tussen de hoeveelheid omega-3 vetzuren en curcumine in het
dieet, de verhouding van omega-3 en omgega-6 vetzuren in het ruggemerg, en het
herstel. Zij concludeerden:
“These results
emphasize the capacity of select dietary factors and exercise to foster spinal
cord learning. Given the non-invasiveness and safety of the modulation of diet
and exercise, these interventions should be considered in light of their
potential to enhance relearning of sensorimotor tasks during rehabilitative
training paradigms after a spinal cord injury.”
Een dwarslaesie bij muizen is
weliswaar niet gelijk aan MS bij mensen, maar er zijn toch overeenkomsten. Bij
beide aandoeningen is een herstel van de zenuwen geïndiceerd. Optimale
condities voor zenuwherstel bij een dwarslaesie zouden voor MS-patiënten
mogelijk ook positief kunnen werken en de voorgestelde behandeling zal geen
nadelen of bijeffecten hebben.
Khan et al. (2007) concludeerden uit
een literatuurstudie naar multidisciplinaire revalidatie bij MS-patiënten dat hierdoor
het niveau van beperking niet veranderde maar de kwaliteit van leven wel
verbeterde. De intensiteit en de duur van de revalidatie waren van invloed.
Programma’s met lage intensiteit die langdurig liepen hadden het meeste effect.
Uit het abstract is echter niet duidelijk welke behandelingsdisciplines
gecombineerd werden (voeding en NMES werden niet expliciet genoemd) en de
studie betrof slechts acht onderzoeken. Om de betekenis van deze uitkomsten te
kunnen duiden in het kader van dit literatuuronderzoek moet eerst het volledige
artikel bekeken worden.
De positieve resutaten van training
en diëet bij MS versterken elkaar duidelijk. Het effect van NMES is volgens de
meeste onderzoeken daarbij positief. Er worden verklaringen voorgesteld voor de
achterliggende mechanismen.
Uit de wetenschappelijke literatuur
blijkt dat een combinatie van een diëet en NMES, zoals voorgesteld door Wahls, een
positief effect zou kunnen hebben op MS.
Zowel het diëet als de NMES zijn
relatief ongevaarlijk en kennen geen ernstige bijwerkingen.
Over de toepassing van NMES in de
praktijk zijn nog wel een aantal vragen.
De MS-patiënte die het diëet van
Wahls volgt (met opmerkelijk positief effect), concludeert uit dit verhaal: Wanneer
kan ik beginnen met NMES?
Dit literatuuronderzoek is niet
uitputtend, door tijdsbeperkingen. Een deel van de informatie kan onderbouwd
worden met veel meer literatuurreferenties.
Het onderwerp ‘MS en het effect van
voeding, training en electrostimulatie’ is zeer complex. Dit korte overzicht is
gemaakt door een geïntereseerde leek, die niet verantwoordelijk kan worden
gehouden voor de hier gegeven informatie.
Brecht Daams is ergonomisch
onderzoekster en adviseur. Contactinformatie: daams@ergonomie.nl
Al-Smadi, J., Warke,
K., Wilson, I., Cramp, A.F.L., Noble, G., Walsh, D.M. en Lowe-Strong, A.S.,
2003. A pilot investigation of the hypoalgesic effects of transcutaneous
electrical nerve stimulation upon low back pain in people with multiple
sclerosis. Clinical Rehabilitation,
17 (7), pp. 742-749.
Ang, E. T., Wong, P. T. H.,
Mochhala, S., Ng, Y. K., 2003. Neuroprotection associated with running: is
it a result of increased endogenous neurotrophic factors? Neuroscience 118: 335–345.
Aruoma,
O.I., Coles, L.S., Landes, B. en Repine, J.E., 2012. Functional benefits of
ergothioneine and fruit- and vegetable-derived nutraceuticals: Overview of the
supplemental issue contents. Preventive
Medicine, 54 (supplement), pp. S4-S8.
Boogaardt,
H.C.A., 2009. Current aspects and
treatments of dysphagia. Proefschrift, Universiteit van Amsterdam.
Brand, van den, R., et
al., 2012. Restoring voluntary control of locomotion after paralyzing
spinal chord injury. Science, 336
(6085), pp. 1182-1185. Voor korte NL uitleg, zie
deze link.
Broekmans, T.,
Roelants, M., Feys, P., Alders, G., Gijbels, D., Hanssen, I., Stinissen, P. en
Eijnde, B.O., 2010. Effects of long-term resistance training and
simultaneous electro-stimulation on muscle strength and functional mobility in
multiple sclerosis. Multiple Sclerosis,
17 (4), pp. 468-477.
Carro, E., Trejo, J. L.,
Nunez, A., Torres-Aleman, I., 2003. Brain repair and neuroprotection by
serum insulin-like growth factor I. Molecular
Neurobiology 27: 153–162.
Chang,
Y.-J, Hsu, M.-J., Chen, S.-M., Link C.-H. en Wong, A.M.K., 2011. Decreased
central fatigue in multiple sclerosis patients after 8 weeks of surface
functional electrical stimulation. Journal
of Rehabilitation Research & Development, 48 (5), pp. 555-564.
Deister, C. en Schmidt,
C.E., 2006. Optimizing neurotrophic factor combinations for neurite
outgrowth. Journal of Neural Engineering,
3 (2), pp. 172-179.
Dishman,
R.K. et al., 2006. Neurobiology of Exercise. Obesity, 14 (3), pp. 345-356.
Fimland, M.S.,
Helgerud, J., Gruber, M., Leivseth, G. en Hoff, J., 2005. Enhanced neural
drive after maximal strength training in multiple sclerosis patients. European Journal of Applied Physiology,
110 (2), pp. 435-443.
Frassetto.
L.A., Schloetter, M., Mietus-Synder, M., Morris, M.C. en Sebastian, A., 2009.
Metabolic and physiologic improvements from consuming a paleolithic,
hunter-gatherer type diet. Health benefits of a Paleo diet. European Journal of Clinical Nutrition,
63, pp. 947-955.
Gondin,
J., Guette, M., Ballay, Y. en Martin, A., 2005. Electromyostimulation
Training Effects on Neural Drive and Muscle Architecture. Medicine & Science in Sports & Exercise, 37 (8), pp.
1291-1299.
Hadjivassiliou,
M., 2004. Multiple Sclerosis and occult gluten sensitivity. Neurology, 27 October 2004.
Hadjivassiliou,
M., Sanders, D.S., Grünewald, R.A., Woodroofe, N., Boscolo, S. en Aeschlimann,
D., 2010. Gluten sensitivity: from gut to brain. The Lancet Neurology, 9(3), pp. 318–330.
Hanwell,
H.E.C. en Banwell, B., 2012. Assessment of evidence for a protective role
of vitamin D in multiple sclerosis. Biochimica
et Biophysica Acta-Molecular Basis of Disease, Special
Issue: Molecular Basis of Multiple Sclerosis, 1812(2), pp. 202-212.
Hayes, C.E., 2000.
Vitamin D: A natural inhibitor of multiple sclerosis. Proc Nutr Soc, 59 (4), pp. 531-535.
Heller,
B.W., Clarke, A.J., Good, T.R., Healey, T.J., Nair, S., Pratt, E.J., Reeves,
M.L., Van der Meulen, J.M. en Barker, A.T., 2011. Automated setup of
functional electrical stimulation for drop foot using a novel 64 channel
prototype stimulator and electrode array: Results from a gait-lab based study. Medical Engineering & Physics, 7.
Hernández-Lahoz,
C. en Rodrigo, L., 2012. Trastornos relacionados con el gluten y
enfermedades desmielinizantes [Gluten-related disorders and demyelinating
diseases]. Medicina Clinica (Barc). In
Press. Zie vertaling in
het Engels.
Holly, L.T., et al.,
2012. Dietary therapy to promote neuroprotection in chronic spinal cord
injury. Journal of Neurosurgery, 17
(20), pp. 134-140.
Horssen,
J. van, Witte, M.E., Schreibelt, G. en Vries, H.E. de, 2011. Radical
changes in multiple sclerosis pathogenesis. Biochimica
et Biophysica Acta-Molecular Basis of Disease, Special
Issue: Molecular Basis of Multiple Sclerosis, 1812(2), p. 141.
Ihara,
M., Makino, F., Sawada, H.,
Mezaki, T., Mizutani, K., Nakase,
H., Matsui, M., Tomimoto, H. en Shimohama, S., 2006. Gluten Sensitivity in
Japanese Patients with Adultonset Cerebellar Ataxia. Internal Medicine, 45(3), pp. 135-140.
Jacob, S., Zarei, M.,
Kenton, A. en Allroggen, H., 2005. Gluten sensitivity and neuromyelitis
optica: two case reports. Journal of
Neurology, Neurosurgery and Psychiatry, 76(7), pp. 1028-1030.
Jarius, S, Jacob, S.,
Waters, P., Jacob, A., Littleton, E. en Vincent, A., 2008. Neuromyelitis
optica in patients with gluten sensitivity associated with antibodies to aquaporin-4.
Journal of Neurology, Neurosurgery and
Psychiatry, 79(9), p. 1084.
Jönsson, T.,
Granfeldt, Y., Ahrén, B/, Branell, U.-C., Pålsson, G., Hansson, A., Söderström,
M. en Lindeberg, S., 2009. Beneficial effects of a Paleolithic diet on
cardiovascular risk factors in type 2 diabetes: a randomized cross-over pilot
study. Cardiovascular Diabetology
2009, 8:35.
Joseph, M.S., et
al., 2012. Effects of diet and/or exercise in enhancing spinal cord
sensorimotor learning. PloS One, 7
(7): e:41288.
Kent-Braun, J.A.,
Sharma, K.R., Miller, R.G. en Weiner, M.W., 1996. Effects of Electrically
Stimulated Exercise Training on Muscle Function in Multiple Sclerosis. Neurorehabilitation & Neural Repair, 10(3),
pp. 143-151.
Khan
F, Turner-Stokes L, Ng L, Kilpatrick T, Amatya B., 2007. Multidisciplinary
rehabilitation for adults with multiple sclerosis. Cochrane Database of Systematic Reviews, Issue 2.
Kjølhede, T., Vissing,
K. en Dalgas, U., 2012. Multiple sclerosis and progressive resistance
training: a systematic review. Multiple
Sclerosis,18 (9), pp.1215-1228.
McClurg,
D., Ashe, R.G. en Lowe-Strong, A.S., 2008. Neuromuscular electrical
stimulation and the treatment of lower urinary tract dysfunction in multiple
sclerosis— A double blind, placebo controlled, randomised clinical trial. Neurourology and Urodynamics, 27 (3),
pp. 231–237.
Neeper, S. A., Gomez-Pinilla,
F., Choi, J., Cotman, C. W.,1995. Exercise and brain neurotrophins. Nature
373: 109.
Neeper, S. A., Gomez-Pinilla,
F., Choi, J., Cotman, C. W., 1996. Physical activity increases mRNA for
brain-derived neurotrophic factor and nerve growth factor in rat brain. Brain
Res. 726: 49–56.
Oliff, H. S., Berchtold, N.
C., Isackson, P., Cotman, C. W., 1998. Exercise-induced regulation of
brain-derived neurotrophic factor (BDNF) transcripts in the rat hippocampus. Brain
Res Mol Brain Res. 61:
147–153.
Ottoboni, L., Keenan,
B.T., Tamayo, P., Kuchroo, M., Mesirov, J.P., Buckle, G.J., Khoury, S.J.,
Hafler, D.A., Weiner, H.L. and Jager, P.L. de, 2012. An RNA profile
identifies two subsets of Multiple Sclerosis patients differing in disease
activity. Science Translational Medicine 4
(153), p. 153ra131.
Peckham,
P.H. en Knutson, J.S., 2005. Functional electrical stimulation for
neuromuscilar applications. Annual Review
of Biomedical Engineering, 7, pp.327-360.
Peng, W. et al., 2009.
Systemic administration of an antagonist of the ATP-sensitive receptor P2X7
improves recovery after spinal cord injury. PNAS,
106 (30), pp. 12489-12493. Voor korte NL uitleg, zie
deze link.
Prasad,
S., Sung, B. en Aggarwal, B.B., 2012. Age-associated chronic diseases
require age-old medicine: Role of chronic inflammation. Preventive Medicine, 54 (supplement), pp. S29-S37.
Price,
1939. Nutrition and Physical
Degeneration. (8e editie, 2008, publisher: Price Pottenger Nutrition). Zie hier
voor meer informatie.
Reese, D., Shivapour, E.T.,
Wahls, T.L., Dudley-Javoroski, S.D. en Shields, R., 2009. Neuromuscular
electrical stimulation and dietary interventions to reduce oxidative stress in
a secondary progressive multiple sclerosis patient leads to marked gains in
function: a case report. Cases Journal,
2, 7601.
Riccitelli, G., Rocca, M.A.,
Forn, C., Colombo, B., Comi, G. en Filippi, M., 2011. Voxelwise Assessment
of the Regional Distribution of Damage in the Brains of Patients with Multiple
Sclerosis and Fatigue. American Journal
of Neuroradiology, 32, pp. 874-879.
Sheffler,
L.R. en Chae, J., 2007. Neuromuscular electrical stimulation in
neurohabilitation. Muscle & Nerve, 35
(5), pp. 562-590.
Sheffler,
L.R., Hennessey, M.T., Knutson, J.S. en Chae, J., 2009. Neuroprosthetic
Effect of Peroneal Nerve Stimulation in Multiple Sclerosis: A Preliminary
Study. Archives of Physical Medicine and
Rehabiliation, 90 (2), pp. 362-365.
Su,
B., Wang, X., Zheng, L., Perry, G., Smith, M.A. en Zhu, X., 2010. Abnormal
mitochondrial dynamics and neurodegenerative diseases. Biochimica et Biophysica Acta (BBA) - Molecular Basis of Disease, 1802
(1), pp. 135–142.
Swigchem, R. van,
Duijnhoven, H.J.R. van, Boer, J. den, Geurts, A.C. en Weerdesteyn, V., 2012.
Effect of Peroneal Electrical Stimulation Versus an Ankle-Foot Orthosis on
Obstacle Avoidance Ability in People With Stroke-Related Foot Drop. Physical Therapy, 92 (3), pp. 398-406.
Tengah, C. P., Lock,
R.J., Unsworth, D.J. en Wills, A.J., 2004. Multiple sclerosis and occult
gluten sensitivity. Neurology,
62(12), pp. 2326-2327.
Tong, L., Shen, H., Perreau,
V. M., Balazs, R., Cotman, C. W., 2001. Effects of exercise on
gene-expression profile in the rat hippocampus. Neurobiol Dis. 8: 1046–1056.
Trushina,
E. en McMurray, C.T., 2007. Oxidative stress and mitochondrial dysfunction
in neurodegenerative diseases. Neuroscience,
145 (4), pp. 1233-1248.
Turnbull,
H.E., Lax, N.Z., Diodato, D., Ansorge, O. en Turnbull, D.M., 2010. The
mitochondrial brain: from mitochondrial genome to neurodegeneration. Biochimica et Biophysica Acta, 1802 (1),
pp. 111-121.
Wahls,
T.L., 2009. Intensive Directed Nutrition and Neuromuscular Electrical
Stimulation. DVD.
Wahls,
T.L., 2010. Minding My Mitochondria:
How I Overcame Secondary Progressive Multiple Sclerosis (MS) and Got Out of My
Wheelchair. TZ Press.
Wahls,
T.L., 2011. The Seventy Percent Solution. Journal of General Internal Medicine, DOI:
10.1007/s11606-010-1631-3.
Wahls, T.L.,
Reese, D., Kaplan, D. en Darling, W.G., 2010. The Journal of Alternative and Complementary Medicine, 16(12), pp.
1343-1349.
Warke,
K., Al-Smadi, J., Baxter, D., Walsh, D.M. en Lowe-Strong, A.S., 2006.
Efficacy of Transcutaneous Electrical Nerve Stimulation (TENS) for Chronic
Low-back Pain in a Multiple Sclerosis Population: A Randomized,
Placebo-controlled Clinical Trial. Clinical
Journal of Pain, 22 (9), pp. 812-819.
Widenfalk, J., Olson, L.,
Thoren, P., 1999. Deprived of habitual running, rats downregulate BDNF and TrkB messages in
the brain. Neurosci Res. 34:
125–132.
Wingerchuck, D.M., 2011.
Environmental factors in multiple
sclerosis: Epstein-Barr virus, vitamin D, and cigarette smoking. Mt Sinai J Med, 78(2), pp. 221-230.
Witte,
M.E., 2012. Mitochondrial dysfunction
in multiple sclerosis. PhD-Thesis. Amsterdam: Vrije Universiteit. Zie ook deze link.
Wu, A., Ying, Z. en
Gomez-Pinilla, F., 2008.
Docosahexaenoic acid dietary supplementation enhances the effects of
exercise on synaptic plasticity and cognition. Neuroscience, 155 (3), pp. 751-759.
Bron:
Wahls (2009)
Het Intensive Directed Nutricion dieet
Wahls legt tot op moleculair niveau
uit welke stoffen essentiëel zijn, wat hun rol is in de stofwisseling, wat het
gevolg is van een gebrek aan deze stoffen, en welke voedingsmiddelen gegeten
kunnen worden om er veel van binnen te krijgen.
Een kort overzicht van de benodigde voedingsstoffen:
· Voor myeline: Omega-3 vetzuren, vitamines B1, B9, B12, mineralen:
Jodium en Seleen.
· Voor mitochondriën: B1, B2, Jodium, Coenzym Q, ATP, fase1 en 2
enzymen
· Detoxificatie en methylering: B9, B12, Taurine, N-acetylcysteïne
(Fluimicil), Alfa Vetzuur.
· Bloedvaten gezond houden: o.a. Quercetin.
Een kort overzicht van de aanbevolen
voedingsmiddelen:
- Veel lookachtige groenten (Alliaceae): ui, prei, knoflook, sjalotten etc.
- Veel koolachtige groenten (Cruciferae): kool (alle koolsoorten), bloemkool,
boerenkool, broccoli, spruitjes, radijs en koolrabi.
- Veel groene groente
- Veel felgekleurde groente en fruit
- Veel visolie-houdende producten
- Minder koolhydraatrijk voedsel
- Geen (of minder?) melkproducten en eieren
- Geen glutenhoudende producten (geen granen)
-
Aanvulling met bepaalde micronutriënten: vitamine B complex, foliumzuur,
vitamine D3, Coenzym Q, vetzuur, taurine, N-acetylcysteïne (Fluimicil),
reservatrol, visolie.
Bijlage - vervolg
De
toepassing van NMES door Wahls
Het doel van de NMES-therapie is door
spierarbeid de productie van neurotrofines en endorfinen te verhogen en de
spieren te versterken voor de lange duur (niet zozeer alleen ondersteunen
tijdens gebruik).
De NMES behandeling van Wahls (2009):
· Dagelijks 45 minuten NMES per spiergroep, aangevuld met oefening en
zo mogelijk extra tijd.
· Apparatuur: Empi 300 PV (draagbaar)
· spiercontractie ‘current to maximal’
· Instelling naar wat draagbaar is
· Herbruikbare electroden, oplaadbare batterijen
Instellingen van de apparatuur:
· PP1 for large muscle
strengthening
o Sym wave, rate 35, 400 ms
· PP3 for small muscle
strengthening
o Plus a foot switch for
dorsiflexion
o Asym Wave, rate 50, 400
ms
· PP6 for spasm reduction
o Sym Wave, rate 50, 400 ms
· TENS setting on EMPI 300
PV/
· Meridian points/high
rate/low width
Volgens een onderzoek van Wahls met
een handvol proefpersonen heeft deze stimulatie pas na ongeveer drie maanden
een duidelijk positief effect, dat met de tijd vooruit blijft gaan. Hoe lang
deze vooruitgang aanhoudt is nog niet duidelijk. Bij zichzelf past zij NMES op
deze manier al twee jaar toe in combinatie met haar diëet, met spectaculair
resultaat, en zij blijft hier mee doorgaan.
Naschrift
Brechtje Daams d.d. 16 december 2012
Na het afronden
van deze versie van het literatuuronderzoek vond ik nog een interessant
artikel, dat stelt dat MS geen immuunziekte is, maar een ziekte die ontstaat
door een gebrekkige vetstofwisseling. Dit mechanisme zou veel van de
raadselachtige aspecten van MS kunnen verklaren. Onder andere waarom relatief
meer vrouwen MS krijgen dan mannen (omdat hun vetstofwisseling verschilt. Als daar
iets mis mee is krijgen mannen atherosclerose, vrouwen krijgen MS) en waarom
vitamine D3 effectief helpt (omdat dit de vetstofwisseling beïnvloedt). Ook zou
dit mechanisme een verklaring kunnen geven voor het feit dat allerlei
immuun-systeem-onderdrukkende medicatie bij MS zoveel minder helpt dan
theoretisch het geval zou moeten zijn bij een immuun-ziekte.
Zie het
abstract: Corthals, A.P., 2011. Multiple sclerosis is not a
disease of the immune system. Q Rev Biol. 86(4),
pp. 287-321.
Reacties
Gr. Monique
Sorry voor de late reactie, ik zie je vraag nu pas.
Vraag een fysiotherapeut te helpen met elektrostimulatie. Deze kan bepalen welke spieren het best gestimuleerd kunnen worden, weet waar de elektroden geplakt moeten worden en hoe het apparaat moet worden ingesteld. Tenminste, als hij/zij weet over elektrostimulatie. Dat is alleen het geval bij oudere fysiotherapeuten, want sinds 20 jaar krijgen zij helaas geen les over elektrostimulatie meer tijdens hun opleiding. Zoek dus een oudere fysiotherapeut!
NB in de hierboven weergegeven instellingen van de elektrostimulatie-apparatuur staat een fout, 'ms' moet zijn: 'µs' (geen milli- maar microseconden).