Doorgaan naar hoofdcontent

Literatuuroverzicht ms


Hierbij een literatuuronderzoek gemaakt door mijn buurvrouw Brechtje Daams.
-

De positieve invloed van voeding,
training en electrostimulatie op MS:
samen sterker!

Een literatuuroverzicht



Door dr. ir. B.J. Daams, 12 oktober 2012
Geschreven voor Claudy Bruggink.



Inhoud

Samenvatting 3

1. Inleiding 5

2. Literatuur over voeding en gezondheid 5
      2.1 Het effect van voeding op MS volgens Wahls 7
      2.2 Het Intensive Directed Nutricion dieet 8
      2.3 Andere diëten voor MS 9
      2.4 Eigen ervaring 9
      2.5 Conclusie voeding 10

3. Literatuur over fysieke inspanning en NeuroMuscular Electrical Stimulation 10
      3.1 Het effect van fysieke inspanning 10
      3.2 Het effect van NMES 11
      3.3 NMES bij MS-patiënten 11
      3.4 De toepassing van NMES door Wahls 12
      3.5 Conclusie NMES 13
      3.6 Vragen over NMES op de manier van Wahls 13

4. Combinatie van dieet en training of NMES 13
      4.1 Conclusie van combinatie van training en diëet 14

5. Conclusie 14

Disclaimer 15

Over de auteur 15

Literatuur 15

Bijlage: de behandeling van Wahls 20

Naschrift auteur d.d. 12 december...........................................................22


De positieve invloed van voeding, training en electrostimulatie op MS: samen sterker?



Een literatuuroverzicht

Multiple Sclerose is een ongeneeslijke, progressieve, degeneratieve zenuwziekte. De Amerikaanse MS-patiënte dr. Wahls zegt dat haar gezondheid sinds twee jaar vooruit gaat, door middel van een combinatie van diëet en dagelijkse neuro-musculaire electrostimulatie. Zij onderbouwt deze manier van werken wetenschappelijk.
Naar aanleiding van haar verhaal is een korte literatuurstudie gemaakt naar het effect van voeding, fysieke inspanning/electrostimulatie en een combinatie hiervan op MS. Uit de literatuurstudie blijkt het volgende:
Voeding lijkt een belangrijke positieve invloed te kunnen hebben op zenuwziekten, ook bij MS. Niet bij iedereen werkt de stofwisseling optimaal. Opname van stoffen uit voeding en de aanmaak van stoffen in het lichaam kunnen verstoord zijn.
Opname van stoffen uit voeding kan onvoldoende zijn bij een incompleet diëet en als het maag/darmkanaal niet optimaal werkt (bijvoorbeeld bij glutengevoeligheid).
Aanmaak van stoffen in het lichaam kan verstoord zijn door genetische aanleg. Miniem kleine fouten in het DNA (die regelmatig vóórkomen) voor de aanmaak van stoffen kunnen tot gevolg hebben dat ze stoffen niet of onvoldoende aangemaakt worden. Dat hoeft niet altijd te leiden tot klinisch waarneembare of duidelijk herkenbare problemen. Als er al klachten zijn kunnen ze vaag en diffuus zijn. Kleine stoornissen in voedselopname en/of stofwisseling zijn soms niet makkelijk objectief aan te tonen in bijvoorbeeld het bloed, aangezien de processen zich grotendeels in de cellen voltrekken.
Een niet-optimale stofwisseling kan leiden tot een tekort aan nuttige stoffen en een teveel aan afvalstoffen. Dat kan o.a. problemen met het immuunsysteem, beschadiging van cellen en zelfs celdood veroorzaken.
Een gebrekkige stofwisseling kan ondersteund worden door de benodigde voedingsstoffen, vooral micro-nutriënten, in overmaat te eten. Daardoor worden bij gedeeltelijke opname en/of aanmaak toch meer van deze stoffen opgenomen en aangemaakt.
Dit zou gunstig kunnen zijn voor mensen die zonder het te weten, en zonder dat dit aantoonbaar is, kleine stofwisselingsproblemen hebben. Het zou ook gunstig kunnen zijn voor mensen die gezondheidsklachten hebben (zoals MS) waarbij voor herstel wellicht extra ‘materiaal’ nodig is.
Omdat het (nog) niet mogelijk is uit te vinden welke kleine gebreken een individu zou kunnen hebben in het DNA dat bij de stofwisseling betrokken is, is het ook (nog) niet mogelijk een individueel diëet op te stellen. Wel kan gewerkt worden met ‘een schot hagel’: alle benodigde voedingsstoffen worden in overmaat geconsumeerd (maar niet meer dan goed is voor de gezondheid).
Vanuit dit idee heeft Wahls het ‘Intensive Directed Nutrition’-diëet opgesteld (zie bijlage).
Zowel fysieke inspanning als electrostimulatie van de spieren hebben een positief effect op de (aanmaak van) zenuwen, door het stimuleren van de aanmaak van diverse neurotrofines (stoffen die de zenuwen doen groeien).
NMES kan een positief effect hebben bij MS. Tot nu toe is er voornamelijk onderzoek gedaan naar NMES bij MS ten behoeve van functie-ondersteuning van peroneus, bekkenbodem en slikspieren, en verlichting van rugpijn.
Wahls past NMES frequenter en over een langere periode toe met een ander doel. Het resultaat hiervan is pas na lange tijd merkbaar, maar blijft bij aanhoudende therapie continu verbetering geven. Het diëet heeft hierbij mogelijk een versterkende invloed. Over deze vorm van NMES kon geen andere literatuur gevonden worden.
Het is interessant hier meer onderzoek naar te doen.
De positieve resutaten van training en diëet bij MS versterken elkaar duidelijk. Het effect van NMES is volgens de meeste onderzoeken daarbij positief. Er worden verklaringen voorgesteld voor de achterliggende mechanismen.
Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat een combinatie van een diëet en NMES, zoals voorgesteld door Wahls, een positief effect zou kunnen hebben op MS.
Zowel het diëet als de NMES zijn relatief ongevaarlijk en kennen geen ernstige bijwerkingen.
Over de toepassing van NMES in de praktijk zijn nog wel een aantal vragen.
De MS-patiënte die het diëet van Wahls volgt (met opmerkelijk positief effect), concludeert uit dit verhaal: Wanneer kan ik beginnen met NMES?

Multiple Sclerose is een progressieve, degeneratieve zenuwziekte waar behandeling het proces hoogstens kan remmen. Complete genezing is volgens de gangbare opinie niet mogelijk.
Toch zijn er in de literatuur aanknopingspunten te vinden die doen vermoeden dat er behandelingen zijn die een positief effect hebben op de gezondheid van MS-patiënten. Het is mogelijk dat het combineren van verschillende behandelingen een synergetisch effect heeft en de resultaten zou kunnen versterken.
De directe aanleiding om literatuuronderzoek te doen is vraag van een bevriende MS-patiënte om voor haar informatie op te zoeken over de behandeling van dr. Wahls.
Dokter Wahls had zelf een ernstige vorm van MS en in twee jaar is zij van rolstoel en korte stukjes lopen met een stok, gegaan naar zelfstandig kilometers fietsen en paardrijden (zie http://bit.ly/WahlsTED en www.terrywahls.com). Een verbazingwekkend en bijna niet te geloven effect. De behandeling bestaat, in het kort, uit:
1) Een diëet met een overmaat aan stoffen die nodig zijn voor de opbouw en goede werking van zenuwen en mitochondriën, voor ontstekingsremmende functies en voor het afvoeren van afvalstoffen. De voediing wordt aangevuld met enkele micro-nutriënten.
2) Dagelijkse Neuromusculaire Electrostimulatie (NMES) van enkele spieren.
Wahls gaat er vanuit dat er veel factoren zijn die progressieve MS beïnvloeden. Het doel van de door haar voorstelde behandeling is spieratrofie te voorkómen, ontstekingen te remmen en de hersenen/zenuwen en spierfysiologie te ondersteunen. Zie voor meer informatie over de behandeling van Wahls en de achtergronden daarvan: Wahls (2009), Wahls (2010), Wahls (2011), Reese et al. (2009), Wahls et al. (2010).
Wahls heeft op kleine schaal onderzoek gedaan naar het effect van deze twee elementen afzonderlijk, en zij kwam tot de conclusie dat een combinatie van beide onontbeerlijk is voor een vooruitgang.
Naar aanleiding van deze informatie is een literatuuroverzicht gemaakt van het effect van voeding op MS en het effect van NMES op MS.
Voor de stofwisseling van een mens zijn veel processen nodig waarbij veel verschillende stoffen betrokken zijn die een mens het opneemt uit voeding of zelf aanmaakt uit de opgenomen stoffen. Zowel bij het opnemen als bij het aanmaken van stoffen kunnen er problemen optreden.
De opname van stoffen uit voeding gebeurt in het maag-darmkanaal. Bij een incompleet diëet kunnen onvoldoende voedingsstoffen worden opgenomen. Soms werkt het maag/darmkanaal niet optimaal, waardoor voedingsstoffen onvoldoende worden opgenomen. In beide gevallen zijn er te weinig (grond)stoffen in het lichaam aanwezig om de stofwisseling optimaal te laten verlopen. Een tekort is niet altijd eenvoudig aan te tonen in het bloed. De slechte opname kan uiteenlopende oorzaken hebben. Gluten-gevoeligheid (coeliakie) wordt wel als mogelijke oorzaak genoemd (Hernández-Lahoz en Rodrigo, 2012).
De aanmaak van stoffen in het lichaam is erfelijk bepaald en ligt vast in het DNA. Het kan zijn dat er een foutje in het DNA zit. Iedere mens heeft naar schatting vijf miljoen Single-Nucleotide Polymorphisms (SNP’s), dat zijn variaties (foutjes) in het DNA van één enkele nucleotide lang. Als die foutjes op de plaats zitten waar gecodeerd wordt voor de aanmaak van een stof die bij de stofwisseling betrokken is, kan het zijn dat die DNA-fout de aanmaak van die stof beïnvloedt. Dit zou het geval zijn bij 20 % van de mensheid (Wahls, 2009). Het effect kan bijvoorbeeld zijn:
- Een stof wordt teveel aangemaakt.
- Een stof wordt te weinig of helemaal niet aangemaakt.
- De aangemaakte stof is onvoldoende werkzaam.
- Afvalstoffen worden onvoldoende afgevoerd.
Deze ‘fouten’ zijn niet goed te detecteren, omdat het vaak gaat om reacties in de cel. Een gebrek aan stoffen of onvoldoende werkzaamheid van bijvoorbeeld enzymen is daarom niet makkelijk buiten die cel (bijvoorbeeld in het bloed) aan te tonen. Bij een kleine verminderde productie of werking van een stof, kan het zijn dat zich relatief weinig of slechts vage klinische symptomen voordoen.
Volges Turnbull et al. (2010) worden mutaties in mitochondriaal DNA (mtDNA) steeds vaker herkend als belangrijke oorzaak van ziekte. Toen deze mtDNA-mutaties in 1988 voor het eerst werden ontdekt, dacht men dat ze zeldzaam waren. Zeer recente epidemologische studies bevestigen echter dat fouten in mitochondriaal DNA veel vaker vóórkomen dan men vroeger dacht. Mutaties van mtDNA die ziekte veroorzaken zijn aanwezig bij ongeveer 1 op de 200 mensen.
Recent verkregen dieper inzicht in de werking van mitochondriën leidde tot een golf van onderzoek, waarin werd aangetoond dat het disfunctioneren van mitochondriën een opvallend kenmerk is van verschillende neurodegeneratieve ziekten. (Su et al., 2010).
Degeneratie van zenuwweefsel bij MS kan mogelijk samenhangen met onvoldoende opgenomen of aangemaakte stoffen of stoffen met verminderde werking, waardoor de vitaliteit van het zenuwweefsel ondermijnd kan worden. Dit wordt gesteld door Wahls. Zij haalt honderden wetenschappelijke publicaties aan om haar theorie te ondersteunen.
De volgende zeer recente bevindingen sluiten aan bij het idee dat genen en stofwisseling mede betrokken kunnen zijn bij Multiple Sclerose.
Witte (2012) promoveerde bij de VU in Amsterdam op een proefschrift getiteld Mitochondrial dysfunction in multiple sclerosis. Hij concludeert dat verlies van een eiwit dat een belangrijke rol speelt bij het functioneren van mitochondrieën (PGC-1alfa), mogelijk bijdraagt aan de afbraak van zenuwcellen bij MS-patienten. “Daarmee is PGC-1alfa een interessante kandidaat voor een nieuwe therapie om MS te remmen”.
Ottoboni et al. (2012) konden bij MS-patiënten twee groepen onderscheiden op basis van het vóórkomen van bepaalde RNA-moleculen die indirect betrokken zijn bij het ontstaan van ontstekingen. De ene groep MS-patiënten had meer kans op nieuwe ontstekingen dan de andere.
Van Horssen et al. (2011) stellen dat vrije radicalen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van MS. Ze lichten de rol toe van ‘reactive oxygen species’ (ROS), stoffen, die bij normale biochemische reacties betrokken zijn. Indien de productie ervan echter niet goed beheerst wordt, kunnen zij schade aan cellen veroorzaken. ROS worden geassociëerd met verschillende ziekten, waaronder MS. De auteurs discussiëren over de potentiële toepassing van anti-oxidanten als bescherming tegen het ontstaan van MS. Zij concluderen: “There is growing evidence that ROS play a pivotal role in several processes underlying the formation and persistence of MS lesions. We postulate that restoring the redox balance in MS brain tissue might represent an attractive therapeutic strategy to limit neuroinflammation and subsequent oxidative tissue damage”
Een goede stofwisseling is essentiëel voor een goede gezondheid. Wahls noemt vier factoren die een negatief effect kunnen hebben op de stofwisseling:
1. Een gebrekkig diëet met te weinig micronutriënten.
2. Een gebrekkige opname in de darmen, veroorzaakt door bijvoorbeeld glutengevoeligheid.
3. Een gebrekkige aanmaak van stoffen die een rol spelen bij de stofwisseling, veroorzaakt door bijvoorbeeld SNP’s.
4. Een gebrekkige bloedtoevoer.
Elk van deze factoren afzonderlijk kan resulteren in een gebrekkige stofwisseling. Om een gebrekkige stofwisseling te ondersteunen (vooral de hersen- en spierfysiologie en de mitochondriën), stelt Wahls voor om alle stoffen die hier essentiëel voor zijn in overvloed te eten. Het diëet is dan compleet en bij gebrekkige opname of aanmaak van stoffen zal er bij overvloedig aanbod meer opname en aanmaak mogelijk zijn.
Vooral het aanbod van micronutriënten is belangrijk. Micronutriënten zijn voedingsstoffen waarvan minder dan één gram per persoon per dag via voedsel wordt opgenomen. Men onderscheidt hierin vitaminen, mineralen en overige sporenelementen.
Wahls (2009) toont het belang van micronutriënten aan met een foto van gewassen (maïs en sla) die voldoende gevoed werden maar slechts één micronutriënt misten: zwavel. Deze zien er minder gezond uit en zijn niet half zo groot als dezelfde planten die wèl voldoende zwavel kregen.
Voor de invloed van diëet op de gezondheid van mensen verwijst Wahls naar Price (1939, 2008), die 14 ‘indigenous peoples’ onderzocht op diëet en inname van micronutriënten, en fysieke en psychische gezondheid en conditie van het gebit. Een ‘primitief’ diëet bevatte meer vitaminen, mineralen en essentiële vetten dan een ‘westers’ diëet. Mensen met een westers diëet waren psychisch en fysiek minder gezond dan degenen met een primitief diëet, en de conditie van hun gebit was slechter. Ze hadden met name meer rheuma, diabetes mellitus en hoge bloeddruk. Moderne studies bevestigen dat een ‘paleolithisch’ (primitief) diëet een gunstig effect kan hebben op de gezondheid (Frassetto et al., 2009; Jönsson et al., 2009). Conclusie: Het eten van meer groene en gekleurde groente en minder graan en suiker kan ontstekingen remmen.
Het westerse diëet bevat volgens Wahls nog steeds te weinig essentiële voedingsstoffen. Het is logisch te veronderstellen dat Wahls uitgaat van een Amerikaans diëet, dat waarschijnlijk in een aantal opzichten zal verschillen van het diëet in bijvoorbeeld Nederland.
Elk westers diëet bevat in ieder geval wel veel granen. Granen bevatten gluten, die naar schatting bij 1 % van de mensen in de darmen een auto-immuunreactie veroorzaken (antistoffen worden bij ruim 10 % van de mensen gevonden, ook bij MS-patiënten, volgens Tengah, et al. (2004) en Hadjivassiliou (2004)). Door veranderingen in de darm vermindert de opname van voedingsstoffen. Dit wordt coeliakie of glutengevoeligheid genoemd (niet te verwarren met gluten-allergie, dat is iets anders en komt minder vaak voor).
Glutengevoeligheid wordt geassocieerd met verschillende auto-immuunziekten, door enkelen ook met MS en de symptomen ervan (Jacob et al., 2005; Ihara et al., 2006; Jarius et al., 2008). Sinds 1996 worden er coeliakie-patiënten gezien die geen zichtbare verschijnselen in de darm hebben en alleen neurologische dysfunctie vertonen (Hadjivassiliou et al., 2010).
Dat de bloedvaten een belangrijke rol zouden kunnen spelen bij MS is gesteld door de Italiaanse arts Zamboni. Zijn deze dichtgeslibt of functioneren ze op een andere manier niet goed, dan kunnen voeding en zuurstof onvoldoende doordringen in de hersenen en afvalstoffen kunnen onvoldoende worden afgevoerd. Dit zou één van de factoren kunnen zijn bij het ontstaan van MS. Voeding heeft, zoals bekend, invloed op de conditie van de bloedvaten.
Wahls legt tot op moleculair niveau uit welke stoffen essentiëel zijn, wat hun rol is in de stofwisseling, wat het gevolg is van een gebrek aan deze stoffen, en welke voedingsmiddelen gegeten kunnen worden om er veel van binnen te krijgen.
Een kort overzicht van de benodigde voedingsstoffen:
·       Voor myeline: Omega-3 vetzuren, vitamines B1, B9, B12, mineralen: Jodium en Seleen.
·       Voor mitochondriën: B1, B2, Jodium, Coenzym Q, ATP, fase1 en 2 enzymen
·       Detoxificatie en methylering: B9, B12, Taurine, N-acetylcysteïne (Fluimicil), Alfa Vetzuur.
·       Bloedvaten gezond houden: o.a. Quercetin.
Wahls stelt een diëet voor dat veel van deze stoffen bevat. Dit noemt zij ‘Intensive Directed Nutrition’. Een kort overzicht van de aanbevolen voedingsmiddelen:
- Veel lookachtige groenten (Alliaceae): ui, prei, knoflook, sjalotten etc.
- Veel koolachtige groenten (Cruciferae): kool (alle koolsoorten), bloemkool, boerenkool, broccoli, spruitjes, radijs en koolrabi.
- Veel groene groente
- Veel felgekleurde groente en fruit
- Veel visolie-houdende producten
- Minder koolhydraatrijk voedsel
- Geen (of minder?) melkproducten en eieren
- Geen glutenhoudende producten (geen granen)
- Aanvulling met bepaalde micronutriënten: vitamine B complex, foliumzuur, vitamine D3, Coenzym Q, vetzuur, taurine, N-acetylcysteïne (Fluimicil), reservatrol, visolie.
Wahls haalt honderden publicaties aan om haar theorie te ondersteunen.
Op internet zijn veel diëten te vinden waarvan geclaimd wordt dat zij een positieve werking op MS hebben. Er zijn over sommige diëten ook positieve verhalen te vinden, maar over het algemeen is er alleen sprake van enige vooruitgang en geen grote genezing.
Tussen de diëten zijn veel verschillen. Volgens het ene diëet mag geen vlees gegeten worden, volgens het andere geen noten, volgens het derde zijn gluten taboe en zo voort. Er zijn ook overeenkomsten. Een eerste indruk is dat bij de meeste van deze diëten de nadruk vooral ligt op het eten van veel groente en omega-vetzuren.
In de wetenschappelijke literatuur zijn veel artikelen te vinden over de invloed van voeding op de geestelijke gesteldheid. De meeste stofwisselingsstoornissen kunnen allerlei psychische aandoeningen en zenuwziekten tot gevolg hebben. Hiervoor zijn eenvoudig vele honderden referenties te vinden.
Wat MS betreft zijn er publicaties over de positieve werking van bepaalde stoffen, met name vitamine D3 (o.a. Hayes, 2000); Wingerchuck, 2011; Hanwell en Hanwell, 2012) en omega-3 vetzuren ofwel ‘visolie’ (o.a. Wu et al., 2008).
Diverse recente publicaties reppen over de beschermende werking die een combinatie van omega-3 vetzuren en curcumine heeft op het ruggemerg. Holly et al. (2012) geven vele referenties naar positieve effecten en uit hun eigen onderzoek concluderen ze:
“Data in this study demonstrated that DHA-Cur  [omega-3 vetzuren en curcumine] can promote spinal cord neuroprotection and neutralize the clinical and biochemical effects of myelopathy.”
De MS-patiënte die meer wilde weten over de onderbouwing van Wahls’ therapie, volgt het diëet zoals voorgesteld door Wahls al zeven maanden, met hulp van een diëtiste. In het begin merkte zij weinig verandering. Na vier maanden was er een langzame maar duidelijk merkbare vooruitgang. Niet alleen voor haar maar ook voor haar omgeving. De volgende punten zijn verbeterd:
- Meer energie
- Meer kracht
- Meer uithoudingsvermogen
- Minder vermoeidheid
- Beter denken en praten
- Veel betere stoelgang
- Beter humeur
Dat zij zich beter voelt en een beter humeur heeft, kan komen omdat ze minder moe is en meer kracht en uithoudingsvermogen begint te krijgen. Daarmee komt ze in een positieve spiraal. Zij is ervan overtuigd dat dit te danken is aan het diëet, en niet aan een placebo-effect. De door haar eerder gevolgde therapieën en toegepaste medicaties hadden nauwelijks effect (dus ook geen placebo-effect) en het lijkt onwaarschijnlijk dat een placebo-effect pas na vier maanden optreedt.
Voeding lijkt een belangrijke positieve invloed te kunnen hebben op zenuwziekten, ook bij MS.
Fysieke inspanning heeft een beschermend effect op de zenuwen. Electrische stimulatie van de spieren heeft een vergelijkbaar effect. Hieronder wordt eerst het effect van fysieke inspanning besproken, daarna het effect van electrische stimulatie van de spieren (NMES) en de toepassing daarvan bij MS-patiënten. Dit wordt vergeleken met de manier waarop Wahls NMES gebruikt.
Fysieke inspanning heeft diverse positieve effecten op het lichaam, ook op het brein. Het stimuleert de aanmaak van endorfinen en van verschillende brain-derived neurotrophic factors (BDNF’s). Door BDNF’s wordt de groei van zenuwen bevorderd (o.a. Peng et al., 2009). Fysieke inspanning bevordert daarom zenuwgroei.
Zoals onderhand bekend verondersteld kan worden, heeft regelmatige lichaamsoefening positief effect op depressie, kwaliteit van slaap en cognitieve capaciteiten. Onderzoek laat positieve effecten zien op zowel de structuur van menselijke hersenen als op het functioneren ervan (Gondin et al., 2005; Dishman, 2006).
Door geregelde (‘chronic’) intensieve spieractiviteit kan de genexpressie van bepaalde genen vergroot worden, waardoor het lichaam meer brein-neurotrofines aanmaakt (brain-derived neurotrophic factor (BDNF), nerve growth factor (NGF) en galanine). Dishman (2006) citeert hiervoor Neeper et al. (1995), Neeper et al. (1996), Oliff et al, (1998), Widenfalk et al. (1999), Tong et al. (2001), Ang et al. (2003) en Carro et al. (2003).
De volgende informatis is ontleend aan Deister en Schmidt (2006).
Neurotrofines, ook wel neurotrofische factoren genaamd, zijn een bepaald type proteïnen die verantwoordelijk zijn voor de groei en overleving van zich ontwikkelende neuronen en voor het onderhouden van volwassen neuronen. Neurotrofines bevorderen het begin van groei en ontwikkeling van neuronen in het centraal zenuwstelsel en in het perifere zenuwstelsel. Neurotrofines zijn in staat beschadigde neuronen opnieuw te laten uitgroeien in reageerbuizen en in dieren.
De meeste neurotrofe factoren zijn lid van een van drie families: de neurotrofinen, de ‘gliacellijn-afgeleide neurotrofe factor-familie liganden’ (GFLs) en de zenuwgroeibevorderende cytokines. Elke familie activeert verschillende maar overlappende cellulaire mechanismen. Verschillende studies hebben additieve of synergetische interacties tussen neurotrofe factoren van verschillende families aangetoond. Dat wil zeggen dat de effecten ervan bij elkaar optellen of elkaar versterken. Vanwege de mogelijke interacties tussen de neurotrofe factoren kan de optimale concentratie van één factor verschillen van de optimale concetratie wanneer deze factor in een mengsel wordt gebruikt.
Deister en Schmidt (2006) bestudeerden het effect van verschillende combinaties van diverse neurotrofe factoren op de uitgroei van neurieten bij ratten. Ze vermoeden op basis van hun onderzoek dat de werkzaamheid van toekomstige therapieën voor zenuwreparatie zou kunnen worden worden vergroot door gecontroleerde afgifte van een combinatie van neurotrofinen, GFLs en zenuwgroeibevorderende cytokines, in hogere concentraties dan in eerdere onderzoeken.
Ook electrostimulatie van de spieren heeft een positief effect op de (aanmaak van) zenuwen. Van den Brand et al. (2012) vonden dat ratten die verlamd zijn aan de achterpoten door een dwarslaesie na een aantal maanden behandeling met electrostimulatie weer kunnen lopen. De doorgesneden zenuwen zijn dan weer aan elkaar gegroeid. Wel is er motivatie nodig om dit te laten lukken.
Neuromusculaire electrostimulatie wordt bij atleten gebruikt om hun kracht te vergroten en bij patiënten om functieverbetering te bereiken, bijvoorbeeld bij revalidatie na dwarslaesie, beroerte en hartaanval. Sheffler en Chae (2007) geven een overzicht van de toepassingen.
NMES wordt in Nederland toegepast bij revalidatie van diverse aandoeningen om atrofie tegen te gaan en spieren te versterken, om functies te bevorderen of te ondersteunen, en voor bestrijding van spasmen, pijn en jeuk.
Er zijn enkele onderzoeken naar het effect van 'functional electrical stimulation' (FES) bij MS-patiënten. ‘Functional’ wil zeggen dat de spier daadwerkelijk functioneert, dus beweegt. Reeds in 1996 constateerden Kent-Braun et al. dat ‘electrically stimulated endurance exercise’ de dorsiflexor spieren van MS-patiënten versterkt. Instellingen van de apparatuur: 50 Hz tetanic contractions, 25% duty cycle. Duur van de behandeling: 60 min./dag, 6 dagen/week, 8 weken lang.
Er is enige literatuur over NMES bij MS voor therapeutische ondersteuning van de peroneus (een dorsiflexor spier die de voorvoet omhoog trekt) (Sheffler et al., 2009; Heller et al., 2011; Van Swighem et al., 2012) en de bekkenbodem (McClurg et al., 2008), en bij slikken (Boogaardt, 2009). Ook volgens Peckham en Knutson (2005) wordt FES toegepast bij ME. Deze onderzoeken zijn allemaal relatief recent en de resultaten zijn positief wat betreft de werking. De onderzoeken lopen meestal niet langer dan enkele weken.
De vermoeidheid bij MS ontstaat waarschijnlijk door atrofie van het primaire sensomotorische gebied in de hersenen (Riccitelli et al., 2011). Chang et al. (2011) constateerden verminderde vermoeidheid door behandeling van MS-patiënten met NMES. Al na acht weken werd resultaat gezien.
Al-Sadi et al. (2003) en Warke et al. (2006) onderzochten de toepassing van Transcutaneous Electrical Nerve Stimulation (TENS) om onderrugpijn bij MS-patiënten te verminderen. Bij beide onderzoeken waren de resultaten statistisch niet significant, maar desondanks zagen de onderzoekers belangrijke klinische verbetering bij de patiënten, die ook na de behandeling aanhield.
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt kan ook krachttraining goed zijn voor MS-patiënten. Er zijn verschillende artikelen te vinden over de gunstige effecten van meer of krachtiger fysieke training op MS. Fimland et al. (2005) toonden aan dat training van maximale kracht met een klein aantal herhalingen (“maximal strength training using high loads and few repetitions”) de efferente signalen van de spinale motorische neuronen in MS-patiënten kan vergroten, waardoor sommige neuromusculaire symptomen van de ziekte verlicht worden.
Kjølhede et al. (2012) deden literatuuronderzoek naar het effect van progessive resistance training op MS. Zij vonden sterk bewijs voor een gunstig effect op spiersterkte. Er was een algemene positieve tendens bij functionele capaciteiten, balans, vermoeidheid en levenskwaliteit en humeur, al was het bewijs daarvoor minder sterk. Er zijn aanwijzingen dat het onderliggend mechanisme gerelateerd is aan morfologische veranderingen in de spieren, neurale aanpassingen en cytokines, maar dit is nog niet bewezen. Een aantal resultaten (op het gebied van functionele capaciteit, vermoeidheid, kwaliteit van leven en humeur) lopen nogal uiteen voor de verschillende onderzoeken. Dit wordt geweten aan verschillen in trainingsprotocol, aantal deelnemers en type en ernst van MS.
Broekmans et al. (2010) vonden een positief effect van krachttraining op MS maar constateerden dat extra NMES daarbij het effect niet versterkte. McClurg et al. (2008) concludeerden daarentegen dat NMES het positieve effect van bekkenbodemtraining en electromyografische feedback wèl versterkte.
De tot nu toe onderzochte toepassingen bij MS-patiënten betreffen ondersteuning van specifieke spierfuncties en verlichting van bepaalde symptomen. De behandelingen met incidentele stimulatie vinden een- of tweemaal per week plaats. Geen enkel onderzoek duurt langer dan enkele weken.
De NMES-therapie van Wahls heeft een ander karakter en een ander doel dan de onderzoeken naar NMES bij MS tot nu toe hebben. Het doel van Wahls is door spierarbeid een aantal positieve effecten te bereiken die verder strekken dan alleen versterking van de behandelde spiergroep. Wahls beoogt met NMES de productie van neurotrofines en endorfinen te verhogen en de spieren te versterken voor de lange duur (niet zozeer alleen ondersteunen tijdens gebruik).
De therapie die zij hiervoor gebruikt is dagelijkse NMES, 45 minuten per spiergroep, aangevuld met oefening en zo mogelijk extra tijd. Zie bijlage voor de instelling van de apparatuur. Volgens haar onderzoek met een handvol proefpersonen heeft deze stimulatie pas na ongeveer drie maanden een duidelijk positief effect, dat met de tijd vooruit blijft gaan. Hoe lang deze vooruitgang aanhoudt is nog niet duidelijk. Bij zichzelf past zij NMES op deze manier al twee jaar toe in combinatie met haar diëet, met spectaculair resultaat, en zij blijft hier mee doorgaan.
NMES kan een positief effect hebben bij MS. Tot nu toe is er voornamelijk onderzoek gedaan naar NMES bij MS ten behoeve van functie-ondersteuning van peroneus, bekkenbodem en slikspieren, en verlichting van rugpijn.
Wahls past NMES frequenter toe met een ander doel. Het resultaat hiervan is pas na lange tijd merkbaar, maar blijft bij aanhoudende therapie continu verbetering geven. Het diëet heeft hierbij mogelijk een versterkende invloed. Over deze vorm van NMES kon geen andere literatuur gevonden worden.
Het is interessant hier meer onderzoek naar te doen.
Is er voldoende informatie om de NMES van Wahls zelf toe te kunnen passen?
(de instellingen die Wahls gebruikt bij haar therapie zal ik hier nog toevoegen)
Welke spiergroepen stimuleert Wahls?
Wordt er tijdens de NMES ook daadwerkelijk bewogen?
Kan NMES op de lange duur vervangen worden door dagelijks intensief sporten?
Wahls is niet de enige die synergie tussen diëet en training vermoedt.
Wu et al. (2008) vonden dat bij gebruik van omega-3 vetzuren het effect van vrijwillige inspanning op synaptische plasticiteit en cognitie versterkt wordt. Een diëet verrijkt met omega-3 vetzuren verbeterde het ruimtelijke leervermogen van ratten significant, en dit effect werd groter door fysieke training. Het omega-3 diëet verhoogde het gehalte aan pro-brain-derived neurotophic factor (BDNF) en ‘mature’ BDNF, waarna fysieke training het gehalte van beide stoffen nog eens deed toenemen. Ook het gehalte van diverse andere ‘goede’ stoffen werden hoger (activated forms of CREB and synapsin I, en activated forms of hippocampal Akt and CaMKII), terwijl het gehalte ongezonde stoffen omlaag ging (hippocampal oxidized protein levels) en in alle gevallen was het effect sterker bij de combinatie van omega-3 vetzuren en training. De conclusie is dat voeding verrijkt met omega-3 vetzuren de positieve effecten van fysieke inspanning op cognitie en BDNF-gerelateerde synaptische plasticiteit versterkt. Deze combinatie van omega-3 en oefening zou gebruikt kunnen worden om mentale gezondheid te bevorderen en de kans op neurologische aandoeningen te verminderen.
Joseph et al. (2012) stellen dat het gegeven is dat het ruggemerg capabel is om sensomotorische taken te leren en dat bepaalde voeding de leeractiviteit van de supraspinale centra beïnvloeden. Zij vonden bij muizen met een dwarslaesie die een trainingsprogramma volgden een directe relatie tussen de hoeveelheid omega-3 vetzuren en curcumine in het dieet, de verhouding van omega-3 en omgega-6 vetzuren in het ruggemerg, en het herstel. Zij concludeerden:
“These results emphasize the capacity of select dietary factors and exercise to foster spinal cord learning. Given the non-invasiveness and safety of the modulation of diet and exercise, these interventions should be considered in light of their potential to enhance relearning of sensorimotor tasks during rehabilitative training paradigms after a spinal cord injury.”
Een dwarslaesie bij muizen is weliswaar niet gelijk aan MS bij mensen, maar er zijn toch overeenkomsten. Bij beide aandoeningen is een herstel van de zenuwen geïndiceerd. Optimale condities voor zenuwherstel bij een dwarslaesie zouden voor MS-patiënten mogelijk ook positief kunnen werken en de voorgestelde behandeling zal geen nadelen of bijeffecten hebben.
Khan et al. (2007) concludeerden uit een literatuurstudie naar multidisciplinaire revalidatie bij MS-patiënten dat hierdoor het niveau van beperking niet veranderde maar de kwaliteit van leven wel verbeterde. De intensiteit en de duur van de revalidatie waren van invloed. Programma’s met lage intensiteit die langdurig liepen hadden het meeste effect. Uit het abstract is echter niet duidelijk welke behandelingsdisciplines gecombineerd werden (voeding en NMES werden niet expliciet genoemd) en de studie betrof slechts acht onderzoeken. Om de betekenis van deze uitkomsten te kunnen duiden in het kader van dit literatuuronderzoek moet eerst het volledige artikel bekeken worden.
De positieve resutaten van training en diëet bij MS versterken elkaar duidelijk. Het effect van NMES is volgens de meeste onderzoeken daarbij positief. Er worden verklaringen voorgesteld voor de achterliggende mechanismen.
Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat een combinatie van een diëet en NMES, zoals voorgesteld door Wahls, een positief effect zou kunnen hebben op MS.
Zowel het diëet als de NMES zijn relatief ongevaarlijk en kennen geen ernstige bijwerkingen.
Over de toepassing van NMES in de praktijk zijn nog wel een aantal vragen.
De MS-patiënte die het diëet van Wahls volgt (met opmerkelijk positief effect), concludeert uit dit verhaal: Wanneer kan ik beginnen met NMES?


Dit literatuuronderzoek is niet uitputtend, door tijdsbeperkingen. Een deel van de informatie kan onderbouwd worden met veel meer literatuurreferenties.
Het onderwerp ‘MS en het effect van voeding, training en electrostimulatie’ is zeer complex. Dit korte overzicht is gemaakt door een geïntereseerde leek, die niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de hier gegeven informatie.
Brecht Daams is ergonomisch onderzoekster en adviseur. Contactinformatie: daams@ergonomie.nl
Al-Smadi, J., Warke, K., Wilson, I., Cramp, A.F.L., Noble, G., Walsh, D.M. en Lowe-Strong, A.S., 2003. A pilot investigation of the hypoalgesic effects of transcutaneous electrical nerve stimulation upon low back pain in people with multiple sclerosis. Clinical Rehabilitation, 17 (7), pp. 742-749.
Ang, E. T., Wong, P. T. H., Mochhala, S., Ng, Y. K., 2003. Neuroprotection associated with running: is it a result of increased endogenous neurotrophic factors? Neuroscience 118: 335–345.
Aruoma, O.I., Coles, L.S., Landes, B. en Repine, J.E., 2012. Functional benefits of ergothioneine and fruit- and vegetable-derived nutraceuticals: Overview of the supplemental issue contents. Preventive Medicine, 54 (supplement), pp. S4-S8.
Boogaardt, H.C.A., 2009. Current aspects and treatments of dysphagia. Proefschrift, Universiteit van Amsterdam.
Brand, van den, R., et al., 2012. Restoring voluntary control of locomotion after paralyzing spinal chord injury. Science, 336 (6085), pp. 1182-1185. Voor korte NL uitleg, zie deze link.
Broekmans, T., Roelants, M., Feys, P., Alders, G., Gijbels, D., Hanssen, I., Stinissen, P. en Eijnde, B.O., 2010. Effects of long-term resistance training and simultaneous electro-stimulation on muscle strength and functional mobility in multiple sclerosis. Multiple Sclerosis, 17 (4), pp. 468-477.
Carro, E., Trejo, J. L., Nunez, A., Torres-Aleman, I., 2003. Brain repair and neuroprotection by serum insulin-like growth factor I. Molecular Neurobiology 27: 153–162.
Chang, Y.-J, Hsu, M.-J., Chen, S.-M., Link C.-H. en Wong, A.M.K., 2011. Decreased central fatigue in multiple sclerosis patients after 8 weeks of surface functional electrical stimulation. Journal of Rehabilitation Research & Development, 48 (5), pp. 555-564.
Deister, C. en Schmidt, C.E., 2006. Optimizing neurotrophic factor combinations for neurite outgrowth. Journal of Neural Engineering, 3 (2), pp. 172-179.
Dishman, R.K. et al., 2006. Neurobiology of Exercise. Obesity, 14 (3), pp. 345-356.
Fimland, M.S., Helgerud, J., Gruber, M., Leivseth, G. en Hoff, J., 2005. Enhanced neural drive after maximal strength training in multiple sclerosis patients. European Journal of Applied Physiology, 110 (2), pp. 435-443.
Frassetto. L.A., Schloetter, M., Mietus-Synder, M., Morris, M.C. en Sebastian, A., 2009. Metabolic and physiologic improvements from consuming a paleolithic, hunter-gatherer type diet. Health benefits of a Paleo diet. European Journal of Clinical Nutrition, 63, pp. 947-955.
Gondin, J., Guette, M., Ballay, Y. en Martin, A., 2005. Electromyostimulation Training Effects on Neural Drive and Muscle Architecture. Medicine & Science in Sports & Exercise, 37 (8), pp. 1291-1299.
Hadjivassiliou, M., 2004. Multiple Sclerosis and occult gluten sensitivity. Neurology, 27 October 2004.
Hadjivassiliou, M., Sanders, D.S., Grünewald, R.A., Woodroofe, N., Boscolo, S. en Aeschlimann, D., 2010. Gluten sensitivity: from gut to brain. The Lancet Neurology, 9(3), pp. 318–330.
Hanwell, H.E.C. en Banwell, B., 2012. Assessment of evidence for a protective role of vitamin D in multiple sclerosis. Biochimica et Biophysica Acta-Molecular Basis of Disease, Special Issue: Molecular Basis of Multiple Sclerosis, 1812(2), pp. 202-212.
Hayes, C.E., 2000. Vitamin D: A natural inhibitor of multiple sclerosis. Proc Nutr Soc, 59 (4), pp. 531-535.
Heller, B.W., Clarke, A.J., Good, T.R., Healey, T.J., Nair, S., Pratt, E.J., Reeves, M.L., Van der Meulen, J.M. en Barker, A.T., 2011. Automated setup of functional electrical stimulation for drop foot using a novel 64 channel prototype stimulator and electrode array: Results from a gait-lab based study. Medical Engineering & Physics, 7.
Hernández-Lahoz, C. en Rodrigo, L., 2012. Trastornos relacionados con el gluten y enfermedades desmielinizantes [Gluten-related disorders and demyelinating diseases]. Medicina Clinica (Barc). In Press. Zie vertaling in het Engels.
Holly, L.T., et al., 2012. Dietary therapy to promote neuroprotection in chronic spinal cord injury. Journal of Neurosurgery, 17 (20), pp. 134-140.
Horssen, J. van, Witte, M.E., Schreibelt, G. en Vries, H.E. de, 2011. Radical changes in multiple sclerosis pathogenesis. Biochimica et Biophysica Acta-Molecular Basis of Disease, Special Issue: Molecular Basis of Multiple Sclerosis, 1812(2), p. 141.
Ihara, M.,  Makino, F., Sawada, H., Mezaki, T.,  Mizutani, K., Nakase, H., Matsui, M., Tomimoto, H. en Shimohama, S., 2006. Gluten Sensitivity in Japanese Patients with Adultonset Cerebellar Ataxia. Internal Medicine, 45(3), pp. 135-140.
Jacob, S., Zarei, M., Kenton, A. en Allroggen, H., 2005. Gluten sensitivity and neuromyelitis optica: two case reports. Journal of Neurology, Neurosurgery and Psychiatry, 76(7), pp. 1028-1030.
Jarius, S, Jacob, S., Waters, P., Jacob, A., Littleton, E. en Vincent, A., 2008. Neuromyelitis optica in patients with gluten sensitivity associated with antibodies to aquaporin-4. Journal of Neurology, Neurosurgery and Psychiatry, 79(9), p. 1084.
Jönsson, T., Granfeldt, Y., Ahrén, B/, Branell, U.-C., Pålsson, G., Hansson, A., Söderström, M. en Lindeberg, S., 2009. Beneficial effects of a Paleolithic diet on cardiovascular risk factors in type 2 diabetes: a randomized cross-over pilot study. Cardiovascular Diabetology 2009, 8:35.
Joseph, M.S., et al., 2012. Effects of diet and/or exercise in enhancing spinal cord sensorimotor learning. PloS One, 7 (7): e:41288.
Kent-Braun, J.A., Sharma, K.R., Miller, R.G. en Weiner, M.W., 1996. Effects of Electrically Stimulated Exercise Training on Muscle Function in Multiple Sclerosis. Neurorehabilitation & Neural Repair, 10(3), pp. 143-151.
Khan F, Turner-Stokes L, Ng L, Kilpatrick T, Amatya B., 2007. Multidisciplinary rehabilitation for adults with multiple sclerosis. Cochrane Database of Systematic Reviews, Issue 2.
Kjølhede, T., Vissing, K. en Dalgas, U., 2012. Multiple sclerosis and progressive resistance training: a systematic review. Multiple Sclerosis,18 (9), pp.1215-1228.
McClurg, D., Ashe, R.G. en Lowe-Strong, A.S., 2008. Neuromuscular electrical stimulation and the treatment of lower urinary tract dysfunction in multiple sclerosis— A double blind, placebo controlled, randomised clinical trial. Neurourology and Urodynamics, 27 (3), pp. 231–237.
Neeper, S. A., Gomez-Pinilla, F., Choi, J., Cotman, C. W.,1995. Exercise and brain neurotrophins. Nature 373: 109.
Neeper, S. A., Gomez-Pinilla, F., Choi, J., Cotman, C. W., 1996. Physical activity increases mRNA for brain-derived neurotrophic factor and nerve growth factor in rat brain. Brain Res. 726: 49–56.
Oliff, H. S., Berchtold, N. C., Isackson, P., Cotman, C. W., 1998. Exercise-induced regulation of brain-derived neurotrophic factor (BDNF) transcripts in the rat hippocampus. Brain Res Mol Brain Res. 61: 147–153.
Ottoboni, L., Keenan, B.T., Tamayo, P., Kuchroo, M., Mesirov, J.P., Buckle, G.J., Khoury, S.J., Hafler, D.A., Weiner, H.L. and Jager, P.L. de, 2012. An RNA profile identifies two subsets of Multiple Sclerosis patients differing in disease activity. Science Translational Medicine 4 (153), p. 153ra131.
Peckham, P.H. en Knutson, J.S., 2005. Functional electrical stimulation for neuromuscilar applications. Annual Review of Biomedical Engineering, 7, pp.327-360.
Peng, W. et al., 2009. Systemic administration of an antagonist of the ATP-sensitive receptor P2X7 improves recovery after spinal cord injury. PNAS, 106 (30), pp. 12489-12493. Voor korte NL uitleg, zie deze link.
Prasad, S., Sung, B. en Aggarwal, B.B., 2012. Age-associated chronic diseases require age-old medicine: Role of chronic inflammation. Preventive Medicine, 54 (supplement), pp. S29-S37.
Price, 1939. Nutrition and Physical Degeneration. (8e editie, 2008, publisher: Price Pottenger Nutrition). Zie hier voor meer informatie.
Reese, D., Shivapour, E.T., Wahls, T.L., Dudley-Javoroski, S.D. en Shields, R., 2009. Neuromuscular electrical stimulation and dietary interventions to reduce oxidative stress in a secondary progressive multiple sclerosis patient leads to marked gains in function: a case report. Cases Journal, 2, 7601.
Riccitelli, G., Rocca, M.A., Forn, C., Colombo, B., Comi, G. en Filippi, M., 2011. Voxelwise Assessment of the Regional Distribution of Damage in the Brains of Patients with Multiple Sclerosis and Fatigue. American Journal of Neuroradiology, 32, pp. 874-879.
Sheffler, L.R. en Chae, J., 2007. Neuromuscular electrical stimulation in neurohabilitation. Muscle & Nerve, 35 (5), pp. 562-590.
Sheffler, L.R., Hennessey, M.T., Knutson, J.S. en Chae, J., 2009. Neuroprosthetic Effect of Peroneal Nerve Stimulation in Multiple Sclerosis: A Preliminary Study. Archives of Physical Medicine and Rehabiliation, 90 (2), pp. 362-365.
Su, B., Wang, X., Zheng, L., Perry, G., Smith, M.A. en Zhu, X., 2010. Abnormal mitochondrial dynamics and neurodegenerative diseases. Biochimica et Biophysica Acta (BBA) - Molecular Basis of Disease, 1802 (1), pp. 135–142.
Swigchem, R. van, Duijnhoven, H.J.R. van, Boer, J. den, Geurts, A.C. en Weerdesteyn, V., 2012. Effect of Peroneal Electrical Stimulation Versus an Ankle-Foot Orthosis on Obstacle Avoidance Ability in People With Stroke-Related Foot Drop. Physical Therapy, 92 (3), pp. 398-406.
Tengah, C. P., Lock, R.J., Unsworth, D.J. en Wills, A.J., 2004. Multiple sclerosis and occult gluten sensitivity. Neurology, 62(12), pp. 2326-2327.
Tong, L., Shen, H., Perreau, V. M., Balazs, R., Cotman, C. W., 2001. Effects of exercise on gene-expression profile in the rat hippocampus. Neurobiol Dis. 8: 1046–1056.
Trushina, E. en McMurray, C.T., 2007. Oxidative stress and mitochondrial dysfunction in neurodegenerative diseases. Neuroscience, 145 (4), pp. 1233-1248.
Turnbull, H.E., Lax, N.Z., Diodato, D., Ansorge, O. en Turnbull, D.M., 2010. The mitochondrial brain: from mitochondrial genome to neurodegeneration. Biochimica et Biophysica Acta, 1802 (1), pp. 111-121.
Wahls, T.L., 2009. Intensive Directed Nutrition and Neuromuscular Electrical Stimulation. DVD.
Wahls, T.L., 2010. Minding My Mitochondria: How I Overcame Secondary Progressive Multiple Sclerosis (MS) and Got Out of My Wheelchair. TZ Press.
Wahls, T.L., 2011. The Seventy Percent Solution. Journal of General Internal Medicine, DOI: 10.1007/s11606-010-1631-3.
Wahls, T.L., Reese, D., Kaplan, D. en Darling, W.G., 2010. The Journal of Alternative and Complementary Medicine, 16(12), pp. 1343-1349.
Warke, K., Al-Smadi, J., Baxter, D., Walsh, D.M. en Lowe-Strong, A.S., 2006. Efficacy of Transcutaneous Electrical Nerve Stimulation (TENS) for Chronic Low-back Pain in a Multiple Sclerosis Population: A Randomized, Placebo-controlled Clinical Trial. Clinical Journal of Pain, 22 (9), pp. 812-819.
Widenfalk, J., Olson, L., Thoren, P., 1999. Deprived of habitual running, rats  downregulate BDNF and TrkB messages in the brain. Neurosci Res. 34: 125–132.
Wingerchuck, D.M., 2011. Environmental factors in multiple sclerosis: Epstein-Barr virus, vitamin D, and cigarette smoking. Mt Sinai J Med, 78(2), pp. 221-230.
Witte, M.E., 2012. Mitochondrial dysfunction in multiple sclerosis. PhD-Thesis. Amsterdam: Vrije Universiteit. Zie ook deze link.
Wu, A., Ying, Z. en Gomez-Pinilla, F., 2008.  Docosahexaenoic acid dietary supplementation enhances the effects of exercise on synaptic plasticity and cognition. Neuroscience, 155 (3), pp. 751-759.


Bron: Wahls (2009)

Het Intensive Directed Nutricion dieet
Wahls legt tot op moleculair niveau uit welke stoffen essentiëel zijn, wat hun rol is in de stofwisseling, wat het gevolg is van een gebrek aan deze stoffen, en welke voedingsmiddelen gegeten kunnen worden om er veel van binnen te krijgen.

Een kort overzicht van de benodigde voedingsstoffen:
·       Voor myeline: Omega-3 vetzuren, vitamines B1, B9, B12, mineralen: Jodium en Seleen.
·       Voor mitochondriën: B1, B2, Jodium, Coenzym Q, ATP, fase1 en 2 enzymen
·       Detoxificatie en methylering: B9, B12, Taurine, N-acetylcysteïne (Fluimicil), Alfa Vetzuur.
·       Bloedvaten gezond houden: o.a. Quercetin.

Een kort overzicht van de aanbevolen voedingsmiddelen:
- Veel lookachtige groenten (Alliaceae): ui, prei, knoflook, sjalotten etc.
- Veel koolachtige groenten (Cruciferae): kool (alle koolsoorten), bloemkool, boerenkool, broccoli, spruitjes, radijs en koolrabi.
- Veel groene groente
- Veel felgekleurde groente en fruit
- Veel visolie-houdende producten
- Minder koolhydraatrijk voedsel
- Geen (of minder?) melkproducten en eieren
- Geen glutenhoudende producten (geen granen)
- Aanvulling met bepaalde micronutriënten: vitamine B complex, foliumzuur, vitamine D3, Coenzym Q, vetzuur, taurine, N-acetylcysteïne (Fluimicil), reservatrol, visolie.



Bijlage - vervolg

De toepassing van NMES door Wahls
Het doel van de NMES-therapie is door spierarbeid de productie van neurotrofines en endorfinen te verhogen en de spieren te versterken voor de lange duur (niet zozeer alleen ondersteunen tijdens gebruik).

De NMES behandeling van Wahls (2009):
·       Dagelijks 45 minuten NMES per spiergroep, aangevuld met oefening en zo mogelijk extra tijd.
·       Apparatuur: Empi 300 PV (draagbaar)
·       spiercontractie ‘current to maximal’
·       Instelling naar wat draagbaar is
·       Herbruikbare electroden, oplaadbare batterijen

Instellingen van de apparatuur:
·       PP1 for large muscle strengthening
o   Sym wave, rate 35, 400 ms
·       PP3 for small muscle strengthening
o   Plus a foot switch for dorsiflexion
o   Asym Wave, rate 50, 400 ms
·       PP6 for spasm reduction
o   Sym Wave, rate 50, 400 ms
·       TENS setting on EMPI 300 PV/
·       Meridian points/high rate/low width

Volgens een onderzoek van Wahls met een handvol proefpersonen heeft deze stimulatie pas na ongeveer drie maanden een duidelijk positief effect, dat met de tijd vooruit blijft gaan. Hoe lang deze vooruitgang aanhoudt is nog niet duidelijk. Bij zichzelf past zij NMES op deze manier al twee jaar toe in combinatie met haar diëet, met spectaculair resultaat, en zij blijft hier mee doorgaan.

Naschrift Brechtje Daams d.d. 16 december 2012
Na het afronden van deze versie van het literatuuronderzoek vond ik nog een interessant artikel, dat stelt dat MS geen immuunziekte is, maar een ziekte die ontstaat door een gebrekkige vetstofwisseling. Dit mechanisme zou veel van de raadselachtige aspecten van MS kunnen verklaren. Onder andere waarom relatief meer vrouwen MS krijgen dan mannen (omdat hun vetstofwisseling verschilt. Als daar iets mis mee is krijgen mannen atherosclerose, vrouwen krijgen MS) en waarom vitamine D3 effectief helpt (omdat dit de vetstofwisseling beïnvloedt). Ook zou dit mechanisme een verklaring kunnen geven voor het feit dat allerlei immuun-systeem-onderdrukkende medicatie bij MS zoveel minder helpt dan theoretisch het geval zou moeten zijn bij een immuun-ziekte.


Reacties

Unknown zei…
Graag zou ik iets meer weten over electrostimulatie, kan je dit zelf thuis doen? Mijn man heeft PPMS en benen zijn erg slecht.

Gr. Monique
Brecht Daams zei…
Beste Monique,

Sorry voor de late reactie, ik zie je vraag nu pas.
Vraag een fysiotherapeut te helpen met elektrostimulatie. Deze kan bepalen welke spieren het best gestimuleerd kunnen worden, weet waar de elektroden geplakt moeten worden en hoe het apparaat moet worden ingesteld. Tenminste, als hij/zij weet over elektrostimulatie. Dat is alleen het geval bij oudere fysiotherapeuten, want sinds 20 jaar krijgen zij helaas geen les over elektrostimulatie meer tijdens hun opleiding. Zoek dus een oudere fysiotherapeut!
NB in de hierboven weergegeven instellingen van de elektrostimulatie-apparatuur staat een fout, 'ms' moet zijn: 'µs' (geen milli- maar microseconden).

Populaire posts van deze blog

Gelukkig Nieuwjaar, Claudy!  Door Brecht Daams - 11 januari 2021 Ondanks de Corona-lockdown mag Claudy wel bezoek ontvangen, gelukkig. Claudy ontvangt mij met keurig gekamd haar en hele mooie rode sloffen aan. En met veel citaten van haar favoriete filosoof, Cruyff. Elk voordeel heb zijn nadeel, wie zei dat ook al weer? Het is nog lang geen Carnaval, maar ik heb toch twee CD's met carnavalskrakers meegenomen. Het zijn namelijk   Limburgse   carnavalskrakers! Claudy kan de teksten goed verstaan, want het is zelfs Venlo’s! “Iech plök veur diech de sjterre”, “Op sjtap mit miene sjat”, en vele andere krakers. De gezellige muziek is een groot succes.  De CD’s zijn niet van mij, ik heb ze geleend en moet ze teruggeven, maar ik zal ze kopieëren voor Claudy. Laot mèr komme! (zo heet ook één van de nummers).  In oktober had Claudy zich tot mijn verrassing voorgenomen om in het nieuwe jaar niet meer te roken. Maar nu was ze dat zeer goede voornemen alweer vergeten. Dus nu heeft ze per ongelu

Een heel zwaar leven

Vorige week was ik op bezoek bij Claudy. Ze is binnen Nieuw Unicum verhuisd en woont nu bij een andere groep.  Als ik binnenkom roept Claudy meteen enthousiast: “Hoe is het met jou?” Ze is in een goed humeur. Zelf zegt ze dat ze een heel zwaar leven heeft. Echt heel zwaar. En dat is heel grappig, omdat het een lied van Brigitte Kaandorp is.  Het is binnenkort carnaval en Claudy is al helemaal in de stemming. Ze zingt enthousiast een Limburgse carnavalskraker. Eerst denk ik dat Claudy onverstaanbaar praat, maar dat is het niet. Ze zingt in het Limburgs en dat versta ik niet. Gelukkig wil Claudy het wel voor me vertalen. In het Nederlands gaat het zo: Bij ons in het straatje  Daar ging eens een praatje Dat Coba van Kret van Bertram Ging trouwen met Doris die 70 jaar is En niemand die snapt er wat van. Dat doet ‘m het voorjaar Dat ligt aan het lenteweer Want alles wat jong is Och dat vrijt zo graag Tatatata! Tatatata! In het Limburgs klinkt het beter